dinsdag 22 maart 2011

Gerard van den Berg, verkoper, hardloper, toeteraar:

‘Bij de muziek ben je van elkaar afhankelijk’

’s-Gravenzande - Gerard van den Berg (55) is een druk baasje. Hij begint iedere werkdag vroeg in de morgen met het verkopen van groenten en fruit in dienst van “handelshuis” de Greenery. Tot voor kort ging hij zo nu en dan nog wel eens op het fietsje naar zijn werkplek. Maar sinds hij medio vorig jaar vanuit de later dit jaar te sluiten vestiging Maasland naar vestiging Barendrecht werd overgeplaatst, is dat verleden tijd.

Eufonium
Maar denk nou niet dat Van den Berg nu beweging te kort komt. Zeker niet, want na werktijd mag de geboren ’s-Gravenzander graag een stukje hardlopen. Twee á drie keer per week is hij in gezelschap van wat loopmaatjes (m/v) wel ergens in Westland te vinden. Een stevig duurloopje of een pittige interval training, Gerard van den Berg is in zijn element. Daarnaast heeft hij ook nog tijd voor nog een intensieve bezigheid: musiceren bij muziekvereniging Animato in zijn woonplaats. ‘Ik speel daar al vele jaren op de Eufonium, een koperinstrument.’ Gaat hem dat gemakkelijk af? Van den Berg is eerlijk: ‘Ik ben geen topper, zowel bij het hardlopen als bij het toeteren beschouw ik mezelf als een middenmoter enne, ja misschien zou er wat meer inzitten als ik thuis eens wat meer zou oefenen. Helaas, ik zeg het eerlijk, dat laatste schiet er nog wel eens bij in. Ik moet het daarom echt hebben van de repetitieavonden en mijn routine.’

P.G.M.G.D.B
Aha, drijven op zijn routine. Dat betekent dat Van den Berg een muzikaal verleden moet hebben. Waar en wanneer is het toeteren voor hem eigenlijk begonnen? ‘Vanaf mijn 11e jaar zit ik al op de muziek. Niet bij Animato, die club bestond nog niet maar bij een van de voorgangers. Toen ik begon heette de club P.G.M.G.D.B. Ja, da’s een hele mond vol. Die letters stonden voor “Prijst God met geklank der bazuinen”. Een Christelijke muziekvereniging inderdaad, kan bijna niet anders met zo’n naam. In 1970 gefuseerd met een andere – neutrale - muziekvereniging in het Breeje Durp, “Kunst en Strijd”. Vanaf die tijd werd het dus Animato. Een naam trouwens die werd gekozen na een oproep in de lokale bladen, omdat de bestuursleden van de fusievereniging er zelf niet uitkwamen. We bestaan dit jaar op de kop af 41 jaar.’

Vrije wil
‘Ik ben uit eigen vrije wil op de muziek gegaan. Hoewel ik eigenlijk liever ging voetballen. Maar ja, twee hobby’s tegelijk, dat kon niet in die tijd. Dat kostte extra geld en bovendien daar had je het te druk voor. Ik moest thuis in de tuin ook een handje uitsteken. Mijn vader was trouwens niet zo van het voetballen. Die zei: ‘Ik zal je nu al zeggen dat ik nooit bij je zal komen kijken, maar als je op de muziek gaat, mag je in de Pick Up meerijden naar het repetitielokaal’. Dat was slim van hem want dat vond ik leuk, Nou dat heb ik dus gedaan, samen met nog drie of vier vriendjes uit de buurt.

Pest in
Het verenigingsleven in mijn eerste jaren bij Animato is niet te vergelijken met zoals het tegenwoordig is. Hele gezinnen waren lid. Niet alleen ik, maar zoals gezegd ook mijn vader zat op de muziek. Hij was een niet onverdienstelijk trombonist. En een oom van me was dirigent terwijl mijn zus nog een tijdje getrommeld heeft. Ook mijn broer was lid. Dat was een hele goeie fluitist. Het verhaal gaat dat hij gestopt is toen er een meisje naast hem kwam zitten die nog beter was dan hij. Daar had ie enorm de pest over in, haha. Hij had ook een eigen tuin en heeft altijd volgehouden dat hij gestopt is omdat hij het fluiten en het repeteren niet meer kon combineren met zijn bedrijf. Maar in onze familie houden wij nog steeds zo onze twijfels. Ja, als ik al iets van muzikaal ben dan zit dat wel in de Bergenhoek. Ook mijn dochter heeft nog een tijdje klarinet gespeeld. Alleen op mijn zoon is de muziekvonk nooit overgeslagen.’

Druivencorso
In mijn begintijd waren straat optredens nog een belangrijk onderdeel van het jaarprogramma. Ik kan me mijn eerste optreden weliswaar niet meer herinneren, maar ik zal ongetwijfeld een veel te groot pak aan hebben gehad met een veel te grote pet op mijn kop. Wel weet ik nog dat we meeliepen met het grote Westlandse druivencorso, met ieder jaar een nieuwe druivenprinses. Namen we het als ’s-Gravenzands gezelschap net over de grens met Naaldwijk bij café “De Pet” aan de Heenweg over van Cresendo of Sint Adrianus. Liepen wij vervolgens de hele Naaldwijkseweg af, door het dorp tot Waling van Geest aan het einde van de Monsterseweg. Daar nam dan een korps uit Monster het van ons over. Duizenden mensen stonden dan langs de kant van de weg. Maar niet alleen bij dat corso hoor. In die tijd kwamen de mensen nog naar buiten als er een muziekkorps door de straat kwam. Tegenwoordig gaan ze gauw naar binnen lijkt het wel eens.

Oudbollig
Wij spelen nog steeds bij de binnenkomst van Sint Nicolaas, bij de avondvierdaagse en op Koninginnedag. Ik vind dat zelf nog steeds erg leuk, maar er zijn veel mensen die daar anders over denken. Die vinden het oubollig. Of Animato over tien jaar nog steeds “voor de Sint uitmarcheert” is dan ook de vraag. Gerard van den Berg heeft er zo zijn twijfels over. ‘Ik vraag het me af. Dat zou ik vooral jammer vinden voor onze percussiegroep. Zonder overdrijven reken ik die tot de Nederlandse top. Voor hen zijn straat optredens juist extra leuk. Gelukkig doen ze, zonder het orkest, al jaren met veel succes mee aan het Varend Corso. Percussie solo bij een optocht wordt moeilijker. Daar horen “koper” en “hout”, de toeteraars, nu eenmaal ook bij. Eén ding wordt dan wel duidelijk : bij de muziek ben je van elkaar afhankelijk. Anders dan bij hardlopen, die bezigheid kan je op individuele basis uitoefenen.’

Haar tot ver over de schouders
Dankzij “de muziek” heeft Van den Berg ook een iets andere diensttijd gehad dan de gemiddelde Nederlandse dienstplichtige. ‘Ja, inderdaad,’ bevestigt hij. ‘Een prima tijd. Ik had bij de keuring aangegeven dat ik een instrument bespeelde. Moest ik komen voorblazen en tot mijn verbazing werd ik een week later uitgenodigd voor de Militaire Kapel. Ik, eenvoudig Westlandertje, samen met een gozer uit Limburg. Die was goed, niet te geloven. Maar ja, die zat ook op het conservatorium, daar voelde ik me klein bij. We hadden allebei haar tot ver op de schouders, ik spreek over halverwege de jaren zeventig, dat was toen mode. Dat moest eraf. Gingen we naar de lokale kapper, die haalde er op ons verzoek maar een heel klein stukje af. Kwamen we terug bij de majoor. Werd ie me een partij boos. Er moest nog veel meer af anders zouden we ons plekkie in de Kapel wel kunnen vergeten. We traden bij veel officiële gebeurtenissen op, ook wel in het weekend en het verdiende niet slecht kan ik je vertellen. Ik beurde er meer dan bij mijn toenmalige werkgever.

“Euph”
Van den Berg speelt al 44 jaar op een Euphonium. Voor wie het niet weet, dat is een koperen blaasinstrument die ook wel eens tenortuba wordt genoemd. De klank van het instrument zit qua toonhoogte in de buurt van een bariton. De naam Euphonium stamt uit het Grieks. Het woord euphonos, in die taal betekent “mooi klinkend”. ‘Ik speel nu dertig jaar op dezelfde “euph”, gaat Van den Berg verder. ‘Van het merk Yamaha. En het verveelt nog steeds niet. Bij Animato ben ik samen met Gerwin Stolze één van de twee euph-ers. Solopartijen verdelen we eerlijk onder elkaar.’

Flow
Naast zijn muzikale inbreng is Van den Berg binnen het ‘s-Gravenzandse muziekgezelschap ook de man die op de centjes past. Hoelang hij dat al doet weet hij niet precies. ‘Ik ben vroeger ook al eens een tijd penningmeester geweest. Zo van mijn 28ste tot mijn 40ste en er daarna een tijdje mee gestopt. Sinds, ik geloof 2007, zit ik echter weer in het bestuur en ik heb het daar enorm naar mijn zin. De vereniging groeit en bloeit. We zitten in een flow. Het gaat momenteel erg goed met de club. Sinds 2007 hebben we een blokfluitgroep. Kinderen leren in één jaar op speelse manier de basisbeginselen van het muziek maken. Belangrijk daarbij is dat het daarnaast ook gezellig is tijdens die lessen. Wij hopen dan dat die kids bij de vereniging betrokken raken, een instrument kiezen en op termijn doorstromen naar het B en nog later wellicht het A orkest. Kost wel wat kakies zo’n toestroom, want iedere leerling wordt door ons in de gelegenheid gesteld om muziekonderwijs te volgen.

Jazzy
En daar gaat dus best wel wat geld in om, wat we allemaal zelf moeten op hoesten. ’Hij lacht. ‘Soms denk ik wel eens dat sportclubs het wat dat aangaat stukken makkelijker hebben. Die kunnen met de naam van een geldschieter op de borst wat betekenen voor een sponsor. Bij ons als kunstzinnige instelling ligt dat toch een stuk moeilijker. Wij zouden wel kunnen gaan musiceren in shirtjes met bijvoorbeeld “Greenery” erop, maar dat heeft toch veel minder bereik.’ Op onze repetitieavonden kennen we een grote opkomst. De laatste tijd zitten we dik boven de negentig procent. Dat geeft toch wel aan dat het goed gaat met de club. Als je de kalender bekijkt, hebben we dit jaar wel zo’n 24 optredens. We zijn nu druk aan het repeteren voor ons donateurconcert, in modern Nederlands vriendenconcert. in april. Dat wordt een bijzondere avond. We spelen die avond veel stukken met een Amerikaanse achtergrond, beetje Blues, beetje Jazz. Ook spelen we dan voor het eerst in de nieuwe zaal van De Kiem. Ik ben benieuwd. Heb al wel goeie verhalen over die zaal gehoord.’

Informatie
De repetities van het A-orkest van muziekvereniging Animato vinden plaats iedere vrijdagavond in het Multifunctioneel Centrum ‘’Maesemunde’’ aan de Koningin Julianaweg te ’s-Gravenzande. Voor de repetitieavonden van het B-orkest, de percussiegroep, de blokfluitgroep en algemene informatie kijkt u op internet: www.muziekvereniging-animato.nl. (Tekstbureau Westland - Cent Wageveld)

zondag 20 maart 2011

Meesterbakker en Hofleverancier Roodenrijs: ‘Klanten heb je, fans moet je maken’

Westland - Vrijdag 11 februari was een historische dag in de lange historie van het van oorsprong Wateringse bakkersbedrijf Roodenrijs. Namens het bedrijf mocht directeur Arjan Roodenrijs een oorkonde en wapenschild in ontvangst nemen behorend bij de officiële benoeming tot Hofleverancier. De versierselen werden uitgereikt door Burgemeester Sjaak van der Tak van de gemeente Westland en de heer Jan Franssen, commissaris der Koningin van de provincie Zuid Holland.

Schilder
Voor onze krant een reden eens een praatje te maken met Arjan Roodenrijs, directeur van “De Koninklijke”, over verleden en heden van het familiebedrijf. We ontmoeten de meester-bakker in het zenuwcentrum van zijn bedrijf net over de grens van Westland op een kleinschalig bedrijvenparkje aan de rand van Rijswijk. Een ideale locatie om alle 17 vestigingen zonder al te veel logistieke problemen te kunnen bevoorraden. Roodenrijs (49), vierde generatie in het familiebedrijf, gaat er eens goed voor zitten. ‘Het begon allemaal met mijn overgrootvader Petrus Mattheus, roepnaam Piet. Het was eigenlijk helemaal niet de bedoeling dat hij bakker zou worden. Zijn vader was kleermaker in Schipluiden en het gezin woonde naast een bakker. Die bakkerij was kennelijk zo’n bron van inspiratie dat een paar zoons van kleermaker Roodenrijs al de bakkerskant waren opgegaan. Dat wilde Piet ook, maar zijn ouders staken daar een stokje voor. Hij moest maar schilder worden. Drie weken hield hij dat vol, maar het vak trok hem niet en hij had er geen aanleg voor. Stiekem ging hij bij een bakker vragen of hij daar aan de slag kon. Dat mocht en een paar weken later kwam dat uit. Zijn moeder vroeg zich af waarom zijn broeken toch zo stoffig waren, dat was toch niet normaal voor een schilder. Zo viel hij door de mand. Zijn ouders capituleerden en Piet bleef bakker. Niet veel later werd er zelfs met hulp van zijn vader, Piet was nog minderjarig, een bakkerij gekocht.

125 jaar in vogelvlucht
We schrijven 1885 als Piet Roodenrijs aan de slag gaat in zijn eigen winkel. Aan het Plein in Wateringen. Arjan Roodenrijs: ‘Jazeker, op de plek waar anno nu, 125 jaar later, nog steeds een vestiging van bakkerij Roodenrijs staat. Een leuke anekdote uit die allereerste jaren. De vorige eigenaar van die winkel was failliet gegaan. De oven werd in die dagen nog gestookt op takkenbossen. Die moesten wel gekocht worden, maar ja, geen geld geen takkenbossen. En wat doet een bakker in financiële nood? Die stookt uit nood de deuren maar op. Mijn overgrootvader kocht dus een bakkerij zonder deuren. Na Piet kwam diens zoon, mijn opa Jan in de zaak. Die werd op zijn beurt weer opgevolgd door mijn vader, Frans Roodenrijs. In 1963 werd er naast de winkel in Wateringen een tweede geopend. In het dan gloednieuwe Rijswijkse winkelcentrum “In Den Boogaard”. Weer wat later openden ze nog een winkel, dit keer in Den Haag. Als kinderen werkten wij voor schooltijd al van jongs af aan mee in de bakkerij. Koekjes inpakken en meer van dat soort klusjes. Ook gingen we mee “de wijk in” om huis aan huis te bezorgen met de bakfiets of electrokar. Het tijdsbeeld was dat alles nog erg in hokjes was verdeeld. Je had Katholieke wijken waar een Katholieke bakker bezorgde en Protestantse wijken waar een Protestantse bakker langs de deur kwam. In de loop der jaren werd dat aan huis bezorgen steeds minder. Klanten maakten zelf wel uit waar ze hun brood vandaan haalden. Mijn vader had dat goed in de gaten en daarom had hij die filialen geopend. De bevoorrading vond plaats vanuit de bakkerij in Wateringen tot in 1976 de broodbakkerij in Rijswijk werd geopend. In 1987 kwam ik in de zaak als de vierde generatie Roodenrijs. We gingen gestaag door met het openen van filialen en met de overname van bakkerij Van der Pluijm in 2000 kwam het aantal bakkerswinkels op 15 stuks. Anno 2011 zijn dat er nog twee meer. In Westland hebben we vestigingen in Wateringen, Kwintsheul, Naaldwijk en sinds november 2010 in de Koningswerf te ‘s- Gravenzande.

Binnenstebuiten
Het “Koninklijk Besluit Hofleverancierschap” is bakkerij Roodenrijs niet zomaar komen aanwaaien. Arjan Roodenrijs: ‘Om te beginnen moet je zelf op het idee komen dat aan te vragen. De voorwaarden zijn streng. Een onderneming komt pas in aanmerking als het om een familiebedrijf gaat dat minimaal 100 jaar bestaat én een jubileum viert Als daaraan voldaan wordt, kan de procedure in gang gezet worden. Na de aanvraag wordt je bedrijf zo ongeveer een jaar binnenstebuiten gekeerd. Er wordt naar van alles gekeken. Naar de arbeidsomstandigheden, de financiën, het bedrijf moet een schoon verleden hebben. Daarnaast is het belangrijk of je een steentje bijdraagt aan de samenleving in sociaal en maatschappelijke zin ( dat laatste zit wel snor bij Roodenrijs, denk maar eens aan de Crossbol die ieder jaar weer gebakken wordt rond de Wollebrandcross. red.) Ook kijkt men hoe je omgaat met het milieu. Verder worden de winkels bezocht door “Mystery Guests” en beoordeeld op klantvriendelijkheid en natuurlijk moet de kwaliteit van de geleverde producten uitstekend zijn’.

Bakkerij met een kroontje
Dat was allemaal het geval bij Bakkerij Roodenrijs en dus mag de firma nu de eretitel Hofleverancier dragen. Arjan Roodenrijs is er nog niet helemaal aan gewend dat hij nu aan het hoofd staat van een “bakkerij met een kroontje”. ‘Geregeld lopen er rillingen van trots over mijn rug. Dat hebben we toch maar weten te bereiken in die 125 jaar denk ik dan. Met z’n allen. Familieleden en medewerkers uit het heden en verleden. Het is nu zaak het niveau dat er voor gezorgd heeft dat we deze eretitel konden halen te handhaven. Het moet zo zijn dat een klant bijvoorbeeld aan een collega of op een verjaardag vertelt over onze kwaliteit en service. Zo’n klant is een fan en die koesteren wij. Klanten heb je, fans moet je maken. We blijven alert, we luisteren naar de klant en blijven zoeken naar nieuwigheden. Zo hebben we nu weer recent een nieuw product gelanceerd, Cupcakes, zijn helemaal booming. Gemaakt van plantaardige vetten, geen dikmaker dus maar wel heel lekker. Met Valentijnsdag waren ze een groot succes en rond de paasdagen brengen we een paasvariant. Maar ook om een geboorte van een zoon of dochter extra luister bij te zetten zijn cupcakes een prima alternatief voor het eeuwige beschuitje met muisjes.’

Hofsnit
Is er rond het verkrijgen van de eretitel Hofleverancier nog een speciale actie gaande richting de klant? Arjan Roodenrijs knikt. ‘Jazeker, vorige week hebben we de Hofsnit gelanceerd. Ja, je schrijft het zoals je het zegt, niet op zijn Duits. Die is te koop voor € 6,25 in al onze filialen. Van iedere verkochte snit gaat dan 125 cent naar de NCFS, de Nederlandse Cystic Fibrosis Stichting. Deze behartigt de belangen van mensen met CF. Maakt (digitaal) lotgenotencontact mogelijk en geeft voorlichting. Ook financiert en stimuleert de stichting wetenschappelijk onderzoek, waar heel veel geld voor nodig is. Cystic Fibrosis wordt ook wel taaislijmziekte genoemd en is de meest voorkomende erfelijke ziekte met een beperkte levensverwachting. De aandoening is chronisch en (nog) niet te genezen. Wij zijn als bakkerij Roodenrijs erg betrokken bij dat doel.

Majesteit
En nu? Is het wachten op de Majesteit die in één van de winkels binnenstapt voor een halfje wit en een pond roomboter spritsjes?. Roodenrijs lacht.’Nee hoor, We gaan gewoon door met wat we doen. Hofleverancier is een eretitel. Ik verwacht niet dat de Koningin nu ineens op de stoep staat...’ (Tekstbureau Westland - Cent Wageveld)

Ouderavond in hok?

Westlandse ouders die menen dat zij voor hun opgegroeide grut geen ’10 minuten gesprekken’ meer hoeven bij te wonen hebben het mis… Met name de ouders van de jongeren die hok De Knalpijp bezoeken. Zij ontvingen onlangs een uitnodiging voor een ouderavond. Wat dat betekende? Gelukkig geen gesprekken over de achterblijvende prestaties of ondeugende streken van hun kids. Maar wel een gezellige avond met de ouders, samen met de jongeren in hun hok. Nee, deze ouderavond verliep gelukkig geheel ontspannen met jongeren die hun draai in de maatschappij al aardig weten te vinden.

Van wie ben jij de moeder/vader?
Afgelopen vrijdagavond verzamelden de ouders in De Knalpijp om eens te kijken waar zoon- en dochterlief hun weekenden spenderen. En reken maar dat het leuk was! Vele ouders herkenden elkaar nog van het schoolplein waar zij vroeger hun kroost afleverden en ophaalden. Gespreksstof genoeg, een lekker drankje erbij en de hokleden zorgden ook nog voor een lekker hapje. Met een muziekje op de achtergrond uit vroeger tijden (die de jongeren zelf ook nog heel goed vinden!) werden vele herinneringen opgehaald en tussenliggende jaren bijgepraat. De jongens en meiden maakten spontaan kennis met de ouders van hun vrienden. Een ‘Hallo, ik ben…, van wie ben jij de moeder/vader?,’ was veelvuldig te horen.

Samen op pad
De leden van De Knalpijp vormen een sfeervolle club. Ze houden het hok netjes bij en gaan samen allerlei leuke dingen ondernemen. Met de Kwiebus naar het carnaval is één van de laatste uitjes die ze onlangs organiseerden. Samen op vakantie of uit eten, schaatsen of carten, het kan allemaal met De Knalpijp als uitvalsbasis. De ouders hadden het op de ouderavond bar naar hun zin! Wat hen betreft is het voor herhaling vatbaar. En wees nou eerlijk… zoiets kan toch alleen maar in het Westland! (Tekstbureau Westland - Joke Wageveld)

Organisator Schoolschaakkampioenschap Ard Dekker: ‘Ik ben een resultaatschaker’

Organisator Schoolschaakkampioenschap Ard Dekker: ‘Ik ben een resultaatschaker’


Westland - Als ik aanbel bij Ard Dekker (Naaldwijk, 1955) zit de heer des huizes televisie te kijken. ‘Zat naar het nieuws te kijken,’ verontschuldigt hij zich even later. ‘Ging over de toestand in Libië met kolonel Khadaffi. Ik was effe benieuwd hoe zich dat ontwikkelt.’ Geen probleem natuurlijk. Het geeft meteen maar even aan dat Ard Dekker een man is met oog voor wat er om hem heen in de wereld gebeurt. Dat hij in meer dingen geïnteresseerd is dan in de schaaksport alleen. Al is die sport wel de reden van ons bezoek. Want, traditioneel vindt er aanstaande vrijdag middennin de krokusvakantie een schaaktoernooi voor scholieren plaats. En Dekker is al jarenlang verbonden aan dat toernooi als één van de organisatoren.

Traditie
‘Aanstaande vrijdag vindt alweer de 34ste editie plaats,’ vertelt Ard Dekker. Jeugdige schakers bevechten elkaar in gebouw De Kandelaar fanatiek “de stukken”, waarna de winnaar zich een heel jaar lang Naaldwijks Schoolschaakkampioen mag noemen. ‘De naam is een beetje verwarrend want de kampioen hoeft niet per definitie uit Naaldwijk te komen. Dat was vroeger wel het geval, maar sinds een aantal jaren staat het toernooi open voor alle scholieren tot en met 16 jaar die afkomstig zijn uit Westland, Midden Delfland of Hoek van Holland of daar op school zitten. We hebben de naam echter vanuit een soort traditie gehandhaafd.’ En Dekker kan het weten, want hij is inmiddels al bij de organisatie van een fors aantal edities betrokken geweest.

Euwe
Ard Dekker kreeg het schaken thuis met de paplepel naar binnen gegoten. ‘Mijn vader Bas, helaas overleden, werd in 1935 “gepakt” door de schaaksport. Dat kwam doordat de beroemde Nederlandse grootmeester Max Euwe dat jaar wereldkampioen werd. Zo’n prestatie heeft in iedere sport altijd een enorme impact, dus ook bij het schaken. Dat zorgt voor een grote toeloop. Vader heeft zijn passie voor het schaken later op al zijn kinderen overgebracht. Ik ben geboren in de Druivenstraat, als jongste van zes broers. Daar woonden we met z’n achten in een piepklein huisje, maar ik kan me niet herinneren dat er een schaakbord op tafel stond. Dat we gingen verhuizen naar een groter huis, weet ik nog goed trouwens. Dat was heel bijzonder. Het was op een dag dat ik op schoolreis naar de Efteling ging. Toen we vertrokken woonde ik nog in die Druivenstraat, maar toen we aan het einde van de dag terugkwamen moest ik ineens naar de andere kant van Naaldwijk lopen, naar ons nieuwe huis. Dat was toch een vreemde gewaarwording hoor.’

Schaakbord
Stond er toch zeker bij de Dekkers in dat nieuwe huis met veel meer ruimte wél een schaakbord speelklaar in iedere kamer? Ard nuanceert dat beeld meteen. ‘Nee hoor. Het is heus niet zo dat er bij ons thuis altijd werd geschaakt of over de sport gesproken, al denken mensen altijd van wel. Is ook wel logisch. Naast mijzelf en mijn vader speelden al mijn vijf oudere broers schaak. Ze hebben ook allemaal in het eerste team gespeeld, maar echt waar, thuis schaakten we niet zoveel. Natuurlijk werd er de dag na een wedstrijd thuis aan tafel nog wel eens teruggekeken maar eigenlijk speelde ons schaakleven zich vooral op de vereniging af. Met een hele lichting schaaktalenten ging Dekker bij die vereniging, Schaakmat, op zijn twaalfde van de jeugd over naar de senioren. ‘Toevallig een hele groep jongens die bij mij in de klas zat op de toenmalige Rehobothschool in de Rembrandtstraat. De school van meester Koekkoek zeg maar. Onder hen ook mijn nog steeds clubgenoot Frans Vreugdenhil, die net als ik na al die jaren het schaken nog steeds niet kan laten. Dat we zo vroeg over gingen naar de senioren was wel bijzonder, want normaal ging je pas op je zestiende over. Ach, we waren bij toeval gewoon een bijzondere lichting. Het was echt niet zo dat ik reclame had gemaakt voor de schaaksport of zo. In het begin zaten Frans en ik nog in hetzelfde team, maar al snel ging ik naar het eerste. Frans bleef toen een tijdje in het tweede hangen maar dat kwam kennelijk omdat Frans een slow starter was. Hij is me later behoorlijk voorbijgestreefd, hoor.’

WSC
De vereniging, waar de heren Dekker en ook voornoemde Frans Vreugdenhil jarenlang hun partijtjes speelden (en deels nog spelen) is het Naaldwijkse Schaakmat, opgericht in 1953. Schaakmat is één van de vier regioclubs die Westland rijk is, naast Sio uit ’s-Gravenzande, Regina Pacis uit Honselersdijk en Lierse uit De Lier. Deze verenigingen hebben hun eigen verenigingsavonden waar zowel senioren als jeugdleden een interne competitie spelen. Externe competitiewedstrijden worden, met uitzondering van Lierse, al weer een groot aantal jaren gespeeld onder de vlag van WSC, de Westlandse Schaak Combinatie, tegenwoordig gesponsord door het bedrijf Fruit World uit Breda. Ard Dekker: ‘WSC is opgericht om jeugdig talent te bundelen en te behouden voor het Westland. Dat is goed gelukt en ook het niveau in Westland is hierdoor behoorlijk gestegen.’

Teamsport
Hoe beleeft Ard Dekker, in het dagelijks leven werkzaam als leidinggevende op de personeelsafdeling van het Ministerie van Defensie in Den Haag, het schaken? Het antwoord is verrassend: ‘Als een teamsport. Veel mensen zien schaken als een individuele sport, uiteindelijk is dat ook wel zo, maar ik zie het tóch als een teamsport. Onlangs speelde ik met WSC 2 in Delft en dan vind ik het teamresultaat belangrijker dan mijn individuele resultaat. Ik ben eigenlijk best wel een “resultaatschaker”. Daarom zit ik ook vaak op een hoger bord tegen een sterkere tegenstander, omdat ik behoorlijk tactisch kan schaken, eerder op remise kan spelen. Frans Vreugdenhil om die er nog maar weer een keer bij halen, is veel avontuurlijker. Dat is een aanvallende schaker. Die kan genieten van een mooie partij ook al heeft ie verloren. Ik heb het bij een verliespartij, ik druk het netjes uit,wat minder naar mijn zin.’

Schoolschaak- en Druivenschaaktoernooi
Maar het is niet alleen het zelf schaken wat Ard Dekker aan de sport bindt. Hij houdt er ook van dingen te organiseren. Zo is hij beretrots op het Naaldwijks Schoolschaak Kampioenschap dat hij mede mag organiseren. En verder op het Westlands Druivenschaak Toernooi, dat jaarlijks eind augustus, ook in gebouw De Kandelaar, wordt gehouden. Een eerbiedwaardig toernooi, niet weg te denken van de regionale schaakkalender waarvan de eerste editie plaatsvond in 1949. Sinds zes jaar is Ard Dekker voorzitter. In die rol fungeert hij als opvolger van vader Bas die deze rol van 1949 tot 1988 maar liefst veertig jaar vervulde. Dekker heeft een leuke anekdote over het Westlands Druiven Schaak Toernooi. ‘Bij het toernooi hebben we natuurlijk al sinds jaar en dag Westlandse druiven als prijs, maar sinds een paar jaar ook kleine potchrysantjes. Spelers worden in groepen van vier verdeeld en de nummer laatste van zo’n groep krijgt dan als troostprijs een potchrysantje. Hadden we twee spelers die geen eerste meer konden worden en die allebei vanwege dat chrysantje streden om de vierde plek. Nou dan krijg je een raar partijtje schaak hoor. Een andere deelnemer nam een jaar later een schoteltje mee terug naar De Kandelaar dat onder zijn potchrysant had gestaan. Eerlijke mensen die schakers, toch?’

Het NSK
Terug naar de actualiteit, het 34ste Naaldwijks Schoolschaak Kampioenschap (NSK) Aanstaande vrijdag 4 maart in gebouw De Kandelaar verwelkomt de organisatie 40 deelnemers. Een aantal dat Ard Dekker tot tevredenheid stemt. ‘De “gouden tijd” van meer dan honderd deelnemertjes ligt inmiddels ver achter ons en komt niet meer terug, maar met veertig enthousiaste schakertjes valt goed te leven.’ Ook over het ledenaantal van Schaakmat wil hij niet mopperen. ‘Nee hoor, we zijn tevreden, ‘t is goed te mannen zo. We houden het onder andere op peil door leuke, bijzondere toernooien te organiseren zoals een jaarlijks “generatiekloof toernooi” waarbij een jeugdschaker met een ouder familielid of een schakende buurman een team vormt. Zo’n evenement zorgt met regelmaat voor nieuwe aanwas, jeugd maar ook volwassenen.’ Heeft hij zelf nog een actieve inbreng gehad bij het stabiel houden of uitbreiden van het Westlandse schakers bestand? Hij glimlacht. ‘Ik heb een poging gedaan. Drie van mijn vier kinderen hebben redelijk intensief geschaakt, twee van mijn dochters zijn zelfs wel eens jeugdkampioen geweest, maar ze zijn tot nu toe geen van allen aan de sport blijven hangen. Hebben het te druk met andere hobby’s.’

Interesse
Mensen die interesse hebben gekregen in het schaken in clubverband in Westland/Hoek van Holland, kunnen contact opnemen met een van de Westlandse schaakverenigingen. Voor meer informatie kijkt u op: www.schaakmat.info, www.schaakverenigingsio.nl, www.lierseschaakvereniging.nl of http://home.kabelfoon.nl/~trompet/schaken. (Tekstbureau Westland - Cent Wageveld)

Ton Kolmeijer: 'Ik ben een heel gedisciplineerd persoon'

WOS Radio- en televisiemaker Ton Kolmeijer: ‘Ik ben een heel gedisciplineerd persoon’


Westland - Zondag 6 februari jl. was een gedenkwaardige dag in het leven van WOS coryfee Ton Kolmeijer (61). Zoals u vorige week uitgebreid hebt kunnen lezen in dit blad werd toen de 1250ste uitzending van zijn vermaarde zondagochtend programma “PlusRadio” uitgezonden. Naar aanleiding daarvan hadden wij een gesprek met de sympathieke radio- en televisiemaker.

Bonbons
De ontmoeting is hartelijk. Ton Kolmeijer is net klaar met een klusje voor WOS Radio. We ontmoeten hem in de historische druivenkwekerij ‘De Sonnehoeck’ te Kwintsheul vanwaar hij zojuist live was te horen op de zender met een korte reportage. Hij staat met een doosje bonbons in zijn handen. Nog een cadeautje vanwege zijn jubileumuitzending afgelopen week? ‘Nee hoor,’ lacht hij. ’Lionsclub De Glazen Stad was hier te gast en bereidde een Valentijnsactie voor. En je weet, een vliegende kraai vangt altijd wat.’ We gaan op zoek naar een rustig plekje in de historische woning waar we niet gestoord worden door kwebbelende Lions. Als we dat gevonden hebben, gaat hij eerst zijn onafscheidelijke zendapparatuur opbergen, waarmee hij contact kan opnemen met de thuisbasis van de WOS in ’s-Gravenzande. Bedoeld om live ergens verslag vandaan te doen. ‘Waar ook vandaan. Vanaf de top van Alpe D’Huez, vanuit Rome of van een boot in de haven van Maassluis. Maakt niet uit. In studiokwaliteit, glashelder, alsof ik gewoon in die studio zit.’ Trots vertelt hij dat er niet veel van dit soort apparatuur in gebruik is in Nederland. Dat hij een techniek freak is en er niet van houdt om op vakantie gaan. In plaats daarvan geeft hij zijn vakantiecentjes liever aan dit soort dingen uit. Ton Kolmeijer ten voeten uit. Een man met een missie. Met passie voor radio, televisie, techniek en muziek. Een monoloog.

Schiedam
‘Ik ben geboren en getogen in Schiedam. ‘Daar heb ik tot mijn 24ste, tot ik ging trouwen met mijn Ria, gewoond. Ik ben er één van zes. Ik heb twee broers en drie zussen. Mijn vader was werkzaam als technisch adviseur bij een bedrijf in Rotterdam. Dat deed in meet- en regeltechniek voor de voedingsmiddelenindustrie. Een heel veelzijdige man. Ik ben er heel dankbaar voor dat ik mijn vader en moeder lang bij me heb gehad. Mijn moeder is een maand geleden overleden. Mijn ouders hebben mij altijd gevolgd en gesteund. Fantastische mensen. De interesse voor techniek heb ik denk ik van vader. Op mijn beurt heb ik hem weer besmet met het film-, dia- en fotografievirus. Tot op hoge leeftijd hebben we samen veel filmpjes gemaakt in de privé sfeer en waren ook lid van een film- en geluidsjagersclub.

Bronchitis
In mijn jonge jaren heb ik een tijd veel last gehad van bronchitis. Zelfs kantje boord gelegen. Daardoor was ik thuis het zorgenkindje dat net met wat meer zorg werd omringd dan de andere kinderen uit het gezin. Van jongs af aan wilde ik televisiecameraman worden. Het is echter ietsjes anders gelopen. Ik ben na mijn middelbare schooltijd wel aan een opleiding begonnen maar daar voortijdig mee gestopt. Ik liep stage bij Pim Korver, sinds kort in Westland bekend als de maker van de Ping An documentaire. Daar deed ik ook reportagewerk voor het toenmalige NOS journaal. Enerverend, afwisselend werk. Je komt overal en nergens en moet op de gekste tijden werken. Maar, ik vertelde al dat ze thuis erg ‘zuinig’ op me waren en met name mijn vader kon er niet zo tegen dat ik op afwijkende werktijden thuiskwam. O,o wat was die bezorgd. Hij ging niet naar bed voordat zijn zoon weer veilig thuis was. Ook al werd het heel laat. Daarom ben ik toen een hele ander richting uit gegaan. Financiële administratie. Alsof het zo moest zijn heb ik daar later veel profijt van gehad toen mijn vrouw Ria getroffen werd door de ziekte MS. Ik was in de gelegenheid kantoor aan huis te houden en dat maakte het voor mij tegelijk mogelijk om mijn vrouw zoveel als mogelijk was te verzorgen.

Buitenlander
Toen ik in 1974 in Maasland ging wonen ben ik begonnen met de Bom, Bejaarden Omroep Maasland. Heb ik jaren gedaan. Vijf keer per week verzorgde ik elke ochtend middels cassettebandjes een programma voor de ouderen. Dat werd dan stipt om negen uur door een tijdklok gestart. Als geboren Schiedamme, was ik toch een soort van ‘buitenlander’ voor veel Westlanders en Midden Delflanders. Maar ik heb nooit last gehad van aanpassingsproblemen. Ik ben, al zeg ik het zelf, dan ook heel soepel in de omgang. Begin 1986 werd ik benaderd door iemand met de mededeling dat de WOS van start ging en dat dat net wat voor mij was. Heb ik een brief gestuurd. Een paar weken later werd ik door WOS’ers van het eerste uur, Lex Valk en Peter Keijzer, uitgenodigd om eens langs te komen voor een gesprek. Dat heb ik toen gedaan. Ik moest van hen als een soort nieuwslezer een aantal berichtjes voorlezen. Veertien dagen later was ik aangenomen.

Prullenmand
Als vrijwilliger ben ik bij de WOS vooral begonnen met de technische kant van radio maken. Daarnaast verzorgde ik ook toen al wat reportages. Dat was soms een race tegen de klok. Al het opgenomen materiaal moest toen nog handmatig geknipt en geplakt worden en de stelregel bij de WOS was: alles wat ’s nachts na één uur binnenkomt is te laat. Da’s goed voor de prullenmand. Bij mijn allereerste kennismaking met Valk en Keijzer had ik al aangegeven dat ik bij de WOS graag eenzelfde soort programma zou willen maken als voor de BOM. Dat maakte ik inmiddels ook al vele jaren ook voor de ziekenomroep Schiedam en in Schipluiden. Na een half jaar bij de WOS werd dat mogelijk, vanwege zendtijduitbreiding. Zo ben ik dus begonnen op zondagmorgen tussen elf en twaalf uur. Dat uur is altijd gebleven en er is in de loop van de tijd steeds meer tijd bijgekomen. Steeds vroeger op de zondagochtend. Viel er weer een programma weg, kwamen ze naar mij toe: ‘Ton wil jij nog een uurtje extra opvullen.’ Prima hoor, mede door de ziekte van mijn vrouw was ik toch altijd al een vroege vogel, moest haar altijd ‘s morgens helpen met wassen, aankleden en eten. Vroeg opstaan was en is voor mij geen enkel probleem. Ja en dan ben je zo aan de 1250ste uitzending toe.

Plus-Televisie
Niet lang nadat Ria mijn vrouw in de zomer van 2005 was overleden, vroeg men mij of ik misschien interesse had ook iets voor WOS televisie te gaan doen. Daar heb ik een paar dagen over na moeten denken en toen ja gezegd. Ik had twee mensen benaderd, Kees Bouwhuizen als cameraman en Klaas Kelderman als editor, en met z’n drieën zijn we gestart. Bijna vier jaar hebben we in die samenstelling week in week uit aan tal van onderwerpen veel aandacht kunnen besteden. Om dat televisiewerk, de reportages die ik op de zaterdag in het programma van Kees Zwinkels verzorg en het samenstellen en presenteren van mijn ‘eigen’ zondagochtendprogramma te kunnen volhouden moet ik werken volgens een strak schema. Maar daar heb ik geen probleem mee. Ik ben van nature een gedisciplineerd mens.

Muziek
Muziek is het mooiste wat er is. Ik noem het altijd een internationale manier van communiceren. Je kunt er heel veel mee overbrengen en dat is wat ik wekelijks probeer. En daar slaag ik zo denk ik goed in. Elke week weer krijg ik enorm veel reacties binnen van luisteraars. Soms heel emotionele. Als voorbeeld een reactie die ik onlangs kreeg van een terminale mevrouw die druk bezig was haar eigen uitvaart te regisseren. Heel verdrietig allemaal. Ze vertelde me dat ze geëmotioneerd was geraakt door een gedicht dat ik had voorgelezen en het stuk muziek dat daarna kwam. Ik wist het nog, dat was het Ave Maria in de uitvoering van de Oostenrijkse zangeres Monika Martin. ‘De mooiste uitvoering die ik ooit gehoord heb, Ton’ zei ze. In zo’n geval mail ik dan dat gedicht en ik heb er voor gezorgd dat ze dat stuk muziek op CD heeft ontvangen. Kon haar zoon dat bij de andere drie nummers die ze al had uitgekozen zetten. Ik krijg ook veel verzoekjes maar dat probeer ik zoveel mogelijk te beperken. Ik stel het programma samen volgens een bepaald recept en teveel verzoeknummers zouden de identiteit van het programma te veel kunnen veranderen en dat wil ik voorkomen.

Uniek
Mijn programma is, al zeg ik het zelf, tamelijk uniek. Het genre muziek dat je bij mij kunt beluisteren hoor je verder niet op de WOS of op welke andere zender dan ook. Radio vijf wellicht uitgezonderd. Ik draai iedere zondag consequent een paar Duits nummers en een paar Franse chansons. Dat kom je verder nergens tegen. Ik wil meteen een wijd verbreid misverstand uit de wereld helpen dat er alleen ouderen zouden luisteren. Uit onderzoeken is gebleken dat ook veel jeugd mijn programma weet te waarderen. Over wat de toekomst me brengt denk ik niet veel na. Mijn insteek is om gewoon lekker door te blijven gaan zolang het me gegeven is. Af en toe denk ik wel eens: ‘Ton, wat is dit toch een fantastische invulling van je vrije tijd.’ Ik geniet van de omgang met alle mensen waarmee ik in contact kom tijdens mijn reportages. Bij de WOS zijn er ondertussen veel vrijwilligers die gerust mijn zonen of dochter hadden kunnen zijn. Het is misschien een cliché, maar omgaan met dat jonge spul houdt me jong. Nee, ik heb het prima naar mijn zin zo.’

Pijpenstelen
Als we vertrekken bij De Sonnehoeck regent het pijpenstelen. Bij het instappen zie ik nog net dat Ton Kolmeijer zijn kostbare zendapparatuur beschermend tegen al die nattigheid onder zijn jas houdt. De bonbons houdt hij in zijn handen, die mogen wél nat regenen... (Tekstbureau Westland - Cent Wageveld)