Nog
steeds kan ik me er over verbazen hoe ongeëmancipeerd ons taalgebruik is. Zo
ook in het Westland. Hoe vaak ik mannen nog hoor praten over een ‘vrouwtje’, is
ongelooflijk. En daar bedoelen ze dan niet liefkozend een vrouw met een tenger
postuur mee, nee, ik zal het aan de hand van een voorbeeld proberen duidelijk
te maken.
‘Een
tijd geleden heb ik een aardig toespraakje gehoord van een Westlands vrouwtje,’
vertelde een man tijdens een netwerk bijeenkomst. Ik zal zijn naam hier niet
noemen. Mijn oren stonden gespitst en de eerste waakzaamheid ontstond al door
het gebruik van het woord ‘vrouwtje’. ‘Dat wijffie had best wel leuke ideetjes
over duurzaamheid en technologie. Leek me een pittig mokkeltje en ze schijnt
een leuk bedrijffie te hebben,’ zei hij.
Ik
werd nu toch wel benieuwd over wie het hier ging en stelde die vraag. De man
moest er diep over nadenken, de naam had kennelijk geen indruk gemaakt, maar na
wat denkrimpels kwam die toch bovendrijven. ‘Meini, heette ze volgens mij,’
antwoordde de man. ‘Meini Priva, of zoiets.’
Een
onderneemster in het groepje rechtte plotseling haar rug. Kennelijk voelde ze
dezelfde jeuk opkomen als ik. ‘U bedoelt Meini Prins van Priva?’ vroeg ze hem.
Ja, die bedoelde hij. ‘Leuk mokkeltje. Niet op haar blonde achterhooffie
gevallen.’
De
jeuk leek nu een adrenaline veroorzakende kramp te veroorzaken. De
onderneemster in kwestie kon zich niet goed meer inhouden. Een boosaardige
twinkeling verscheen in haar ogen.
‘Ik begrijp het al,’
antwoordde ze, terwijl ze googlede op haar smartphone. Ze vond al snel wat ze
zocht en las voor: ‘U heeft naar een lezing van Meini Prins geluisterd.
Directeur van de Priva. Een Westlands bedrijf, fabrikant van procescomputers
voor klimaatbeheersing en procesbeheer. Heeft 420 medewerkers in dienst, levert
producten en diensten op het gebied van klimaat, water en energie, heeft negen
vestigingen wereldwijd en verkoopt systemen in meer dan honderd landen,
investeert zo’n 25% van de omzet in productontwikkeling en innovatie en behoort
tot de top 30 van R&D bedrijven in Nederland, wereldmarktleider in de
tuinbouw en toonaangevend op het gebied van gebouwautomatisering.’
Nu was het de onderneemster die kennelijk
wat irritatie veroorzaakte. ‘Ja die, én?’ vroeg de man knorrig.
‘U noemt haar een “vróuwtje”? “Wijffie”?
“Een “mókkeltje” met een leuk “bedrijffie”?
Een vrouw die zich in 2009 Zakenvrouw van het jaar mocht noemen? Vindt u dat
niet een beetje denigrerend klinken?’
Hij begreep er geen snars van.
Wel vond ie dat ze zich opstelde als een Kenau, een soort manwijf die de soort
verdedigde. Een Pavlovreactie die ik wel vaker bij mannen waarneem,
wanneer een vrouw naar hun idee haar op de tanden heeft.
‘En wat voor
bedrijfje heeft u, meneer?’ vroeg ze hem met een vals glimlachje. Ik was wat
verbaasd over haar felheid. Tenslotte bevonden we ons op een
netwerkbijeenkomst. Daar gaat het er toch in eerste instantie om goede relaties
aan te knopen met mogelijke opdrachtgevers of de band te versterken met
bestaande klanten. En haar optreden stond daar in dit principiële geval toch
wel wat haaks op. Verbluft keek hij haar aan, alsof hij nu pas begreep wat er
werd bedoeld. Ik genoot stilletjes van wat zich hier afspeelde. Was het in mijn
hart helemaal met haar eens. De onderneemster besloot niet op zijn antwoord te wachten. ‘Dat was
een koekje van eigen deeg,’ mompelde ze, terwijl ze zich naar een ander groepje
ondernemers begaf. ‘Een zelfgebakken koekje. Geheel in stijl gefabriceerd achter wat sommige mannen nog
steeds beschouwen als “het enige recht van de vrouw”, het aanrecht…’
Ben benieuwd of
Meini Prins, toponderneemster en tot ver buiten onze streek gekend en erkend
als boegbeeld van Westland, daar wel
eens tijd voor vrijmaakt als ze ‘s avonds de deur van haar ‘bedrijffie’ achter
zich sluit.