maandag 18 februari 2013

Vrouwtje


Nog steeds kan ik me er over verbazen hoe ongeëmancipeerd ons taalgebruik is. Zo ook in het Westland. Hoe vaak ik mannen nog hoor praten over een ‘vrouwtje’, is ongelooflijk. En daar bedoelen ze dan niet liefkozend een vrouw met een tenger postuur mee, nee, ik zal het aan de hand van een voorbeeld proberen duidelijk te maken. 

‘Een tijd geleden heb ik een aardig toespraakje gehoord van een Westlands vrouwtje,’ vertelde een man tijdens een netwerk bijeenkomst. Ik zal zijn naam hier niet noemen. Mijn oren stonden gespitst en de eerste waakzaamheid ontstond al door het gebruik van het woord ‘vrouwtje’. ‘Dat wijffie had best wel leuke ideetjes over duurzaamheid en technologie. Leek me een pittig mokkeltje en ze schijnt een leuk bedrijffie te hebben,’ zei hij.

Ik werd nu toch wel benieuwd over wie het hier ging en stelde die vraag. De man moest er diep over nadenken, de naam had kennelijk geen indruk gemaakt, maar na wat denkrimpels kwam die toch bovendrijven. ‘Meini, heette ze volgens mij,’ antwoordde de man. ‘Meini Priva, of zoiets.’

Een onderneemster in het groepje rechtte plotseling haar rug. Kennelijk voelde ze dezelfde jeuk opkomen als ik. ‘U bedoelt Meini Prins van Priva?’ vroeg ze hem. Ja, die bedoelde hij. ‘Leuk mokkeltje. Niet op haar blonde achterhooffie gevallen.’

De jeuk leek nu een adrenaline veroorzakende kramp te veroorzaken. De onderneemster in kwestie kon zich niet goed meer inhouden. Een boosaardige twinkeling verscheen in haar ogen.
‘Ik begrijp het al,’ antwoordde ze, terwijl ze googlede op haar smartphone. Ze vond al snel wat ze zocht en las voor: ‘U heeft naar een lezing van Meini Prins geluisterd. Directeur van de Priva. Een Westlands bedrijf, fabrikant van procescomputers voor klimaatbeheersing en procesbeheer. Heeft 420 medewerkers in dienst, levert producten en diensten op het gebied van klimaat, water en energie, heeft negen vestigingen wereldwijd en verkoopt systemen in meer dan honderd landen, investeert zo’n 25% van de omzet in productontwikkeling en innovatie en behoort tot de top 30 van R&D bedrijven in Nederland, wereldmarktleider in de tuinbouw en toonaangevend op het gebied van gebouwautomatisering.’
Nu was het de onderneemster die kennelijk wat irritatie veroorzaakte. ‘Ja die, én?’ vroeg de man knorrig.
‘U noemt haar een “vróuwtje”? “Wijffie”? “Een “mókkeltje” met een leuk “bedrijffie”? Een vrouw die zich in 2009 Zakenvrouw van het jaar mocht noemen? Vindt u dat niet een beetje denigrerend klinken?’
Hij begreep er geen snars van. Wel vond ie dat ze zich opstelde als een Kenau, een soort manwijf die de soort verdedigde. Een Pavlovreactie die ik wel vaker bij mannen waarneem, wanneer een vrouw naar hun idee haar op de tanden heeft. 
‘En wat voor bedrijfje heeft u, meneer?’ vroeg ze hem met een vals glimlachje. Ik was wat verbaasd over haar felheid. Tenslotte bevonden we ons op een netwerkbijeenkomst. Daar gaat het er toch in eerste instantie om goede relaties aan te knopen met mogelijke opdrachtgevers of de band te versterken met bestaande klanten. En haar optreden stond daar in dit principiële geval toch wel wat haaks op. Verbluft keek hij haar aan, alsof hij nu pas begreep wat er werd bedoeld. Ik genoot stilletjes van wat zich hier afspeelde. Was het in mijn hart helemaal met haar eens. De onderneemster besloot niet op zijn antwoord te wachten. ‘Dat was een koekje van eigen deeg,’ mompelde ze, terwijl ze zich naar een ander groepje ondernemers begaf. ‘Een zelfgebakken koekje. Geheel in stijl gefabriceerd achter wat sommige mannen nog steeds beschouwen als “het enige recht van de vrouw”, het aanrecht…’
Ben benieuwd of Meini Prins, toponderneemster en tot ver buiten onze streek gekend en erkend als boegbeeld van Westland,  daar wel eens tijd voor vrijmaakt als ze ‘s avonds de deur van haar ‘bedrijffie’ achter zich sluit.

maandag 11 februari 2013

Met melk meer konings

Het bericht over het aftreden van Koningin Beatrix viel niet echt rauw op mijn dak. Het is bewonderenswaardig om door te werken tot je 75e jaar en ik neem daar mijn burgerlijke petje voor af. Of Hare Majesteit op haar beurt haar kroontje afneemt voor mensen waar ze bewondering voor heeft, denk ik niet, maar zij heeft daar ongetwijfeld een ruime Koninklijke Woordenschat voor paraat, die recht zal doen aan haar gevoelens.

Op 30 april a.s. draagt ze haar taken over aan haar zoon Prins Willem-Alexander. Dat zal een gedenkwaardige dag worden voor velen. Ik herinner me nog dat onze kroonprins werd geboren. Ik was 8 jaar en ik ontving ter gelegenheid van deze feestelijke gebeurtenis een herinneringsbeker. Ik geloof niet dat ik die nog in mijn bezit heb. De beker had de vorm van een melkbeker en ik gruwde van melk. Leeftijdsgenoten zullen zich vast nog wel Joris Driepinter herinneren. Een irritant mannetje dat in de jaren ‘60 en ‘70 werd gebruikt om in reclamecampagnes de jeugd te bewegen tot het drinken van melk. ‘Met melk meer mans’ luidde de reclameslogan. Drie glazen per dag en dan kreeg je een kruisje op een kaart. Als die kaart vol was, mocht je ‘m opsturen en dan ontving je een soort badge die op je kleding genaaid kon worden. Daar heb ik lang over gedaan. In plaats van de beloofde sterke krachtstaaltjes die het nuttigen van zuivel zouden veroorzaken (jawel, Joris Driepinter kon zelfs een olifant optillen!), werd ik er kotsmisselijk van. In die tijd was het begrip ‘lactose-intolerantie’ nog niet bekend, maar daar zal ik niet ver vanaf gezeten hebben. Voor mij was het geen straf dat die koninklijke melkbeker ergens achterin een kast verdween. Nu zou ik ‘m echter toch nog wel eens willen zien, gewoon uit nostalgische overwegingen. De geboorte van Prins Willem-Alexander was er de oorzaak van dat ik een serie tekeningen van kastelen produceerde, met heuse kantelen, spannende torens en vrolijke vlaggen in top. Het was een feestelijke gebeurtenis.

Kleine kinderen worden groot. Prins Willem-Alexander wordt binnenkort Koning Willem-Alexander. En ik heb minder moeite met zuivelproducten, hoewel het product ‘melk’ nog steeds niet zomaar in mijn dagelijkse menu zal voorkomen. De weerzin is diep geworteld. 

Ook de inhuldiging van Koningin Beatrix staat me nog in het geheugen gegrift. De, naar mijn mening, schandalige vertoning van demonstrerende krakers die de plechtigheid en feestelijkheden verstoorden, zullen zich in 2013 hopelijk niet herhalen. Ook nu leven we in een moeilijke tijd die we de leden van het Koningshuis niet persoonlijk kunnen verwijten. Ik hoop van harte dat het een grandioos feest zal worden. Een feest dat de economie een impuls zal geven. Het Oranje Comité heeft al plannen, las ik in één van onze kranten. Het wordt anders dan Koninginnedag, men wil ‘iets met muziek’. Tja, gezien de zich steeds herhalende festiviteiten de laatste jaren, moet het niet moeilijk zijn om er iets anders van te maken. De kinderkermisjes heb ik nu wel gezien, van mij mag het wel wat grootser. Ik zie het al voor me. Grote optochten van de Westlandse schooljeugd, geflankeerd door een rijdend corso (ter afwisseling van het Varend Corso). Muziekspektakels á la trance, hardcore en andere stijlen waarbij de iets oudere jeugd ff lekker uit z’n dak kan gaan. Versierde straten en overal gezellige eetgelegenheden en bars die Oranjebittertjes uitdelen. Goochelaars en acteurs die het publiek op iedere straathoek vermaken. Lichtshows, ballonnen oplaten en een grandioos vuurwerk tot slot. En natúúrlijk een mooie herinnering aan deze feestelijke dag voor iedereen. Ik herinner me het succes van de hanging baskets die ooit werden uitgereikt. (Zorg ik zelf wel voor de plantjes). Snoeptomaatjes voor de jeugd in een doosje met koninklijk embleem dat ze daarna kunnen gebruiken om gezonde hapjes mee naar school te nemen. Een DVD’tje met de geschiedenis van ons Koningshuis. Een mooi gegraveerd glas of een boek over de inhuldiging voor de oudsten onder ons. Ideeën genoeg die een historische herinnering markeren en tevens de economie stimuleren. Als we in Nederland 3,7 miljard in het opruimen van het achtergelaten puin van slecht functionerende bankmanagers kunnen pompen, dan kunnen we ook onszelf wel iets leuks toezeggen, toch? Zolang het geen melkbeker wordt, zal u mij niet horen klagen. De slogan ‘Met melk meer konings’ gaat er bij mij niet in.

IJspret (3)

Hoewel ik, zoals u de afgelopen weken heeft kunnen lezen, dol ben op de winter, sneeuw en ijs, zult u mij nooit bij grote schaatsevenementen aantreffen. Persoonlijk bind ik de schaatsen niet meer onder en ik voel er niets voor om in een grote menigte aan de kant te gaan staan, terwijl ik alles op de TV veel beter kan volgen. ‘De beleving’ hoef ik niet mee te maken, want in zo’n grote menigte op een ijsmassa gaan staan is volgens mij vragen om moeilijkheden en dat beleef ik liever niet. Voor mij is het dan ook onbegrijpelijk dat grote mensenmassa’s zich naar dit soort evenementen begeven. De veiligheid is niet meer te waarborgen en dat zou wel eens een reden kunnen zijn van het niet (meer) kunnen organiseren van bijvoorbeeld een Elfstedentocht. Geweldig jammer, want deze tocht behoort toch tot een waardevolle Nederlandse traditie. Als mensen beseften dat ze de doorgang daarvan zelf in de weg staan, dan zouden we er wellicht ooit nog eens van kunnen genieten. 

Nee, ik vind het veel leuker om lekker in mijn eentje in de sneeuw te gaan wandelen. Om als eerste voetstappen te zetten in de sneeuw en een laagje verse vlokken over de stappen heen te zien vallen. Ze hoeven van mij niet te blijven staan, die voetstappen. Daar zit geen filosofische gedachte achter, ik vind dat gewoon leuk en weet zelf niet waarom. De sporen van vogeltjes vind ik ook fascinerend. Kleine vogelpootjes die hun afdrukken achterlaten in de sneeuw vertederen mij. Ik besef dan dat ze moeilijker voedsel kunnen vinden en zo vergeet ik niet om vetbolletjes voor hen op te hangen. Daar wordt flink van gesnoept en ook dat is heel leuk om te zien. 

Maar wat ik nóg leuker vind, is het contact dat opeens ontstaat met voorbijgangers die je anders nooit spreekt. Wie voorzichtig door de sneeuw gaat wandelen, kan ineens rekenen op vele groeten. Mensen zeggen vrolijk ‘goedemiddag’ en glimlachen erbij. Alsof ze zich verontschuldigen voor het licht stuntelige geschuifel dat ze vertonen om zich staande te houden in het gladde goedje. Menig keer wordt dit gevolgd door een ‘Glad hè?’ In mijn ogen een volslagen overbodige opmerking, maar goed, ik knik dan altijd glimlachend terug. Een paar dagen later kun je zien dat er al naarstig is gewerkt aan het schoonmaken van de trottoirs. Niet overal is het schoon, plotseling stopt dat bij een woning, waardoor je als wandelaar de rijweg op moet om de inmiddels platgetrapte ijsachtige sneeuwlaag te ontwijken. De straat waarin ik woon mag zich gelukkig prijzen met buren die naar elkaar omkijken. Wie kan vegen, veegt ook het straatje van buren die dat om bepaalde redenen niet (meer) kunnen. Of er in de straten waar schoongeveegde paden abrupt stoppen op de grens van het tuinhek burenruzies zijn, weet ik niet, maar ik heb daar zo mijn fantasieën bij… 

Het is echter voorbij met de ijspret, althans voorlopig. Afgelopen zondag ging het regenen en dooien. De sneeuw smolt snel weg. ’s Morgens was het bitter koud, wind en regen teisterden de mensen die zich nog op straat durfden begeven. Niemand zei gedag. Geen verontschuldigende glimlachjes. Met de smeltende sneeuw verdwenen ook de vriendelijkheid en het sociale gedrag. Diep weggedoken in regenjassen, met paraplu’s in de aanslag snelden we elkaar voorbij, elkaar nog net niet vast rijgend aan de vervaarlijk vooruitgestoken paraplupunten. ‘Laat het nu maar voorjaar worden ook,’ dacht ik. ‘Kunnen we weer een praatje aanknopen over het heerlijke voorjaarszonnetje. Of over de onverwachte hitte. Ja, zeker weten, laat het maar snel lekker lente worden. En daarna zomer. Dan kan ik, lui liggend in de schaduw op mijn relaxte tuinstoel, dromen van sfeervolle kerstbomen en sneeuwwitte landschappen…’