zondag 8 september 2013

Contact

Het valt me de laatste tijd steeds vaker op dat verkeersdeelnemers aan hun mobiele telefoontje vastgeplakt zitten. En dan heb ik het met name over fietsers en wandelaars. Waar de Rijksoverheid heeft besloten dat “u een mobiele telefoon niet mag vasthouden (handheld bellen) tijdens het besturen van een motorvoertuig, bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig met een motor. (Het klemmen van de telefoon tussen uw oor en schouder is ook verboden)”, heeft men fietsers en voetgangers vergeten. Die bellen en sms-en er dan ook lustig op los. Ik werd er onlangs weer eens op gewezen door een Hongaarse collega waar ik mee op stap was. Met stijgende verbazing keek de man naar - vooral - de jeugd die al fietsend tekstberichtjes stuurde of met een hand aan het oor vastgeplakt zat. Het was duidelijk te zien dat er geen aandacht meer was voor het verkeer. Met losse handen rijden en sms-en is wel de meest acrobatische handeling die ik onlangs waarnam. Normaal gesproken let ik er niet zo op, maar nu ik erop geattendeerd werd, valt het me plotseling op. Fietsers, voetgangers, ja zelfs een hardloopster rende dit weekend al bellend langs mijn woning. Onlangs moest ik met mijn auto keihard ‘in de ankers’ om een bellende fietser te vermijden, die geen voorrang had, maar gezien de wetgeving in Nederland voor iedere automobilist een bedreiging vormt. Blijkbaar is het enorm belangrijk dat we voortdurend contact met elkaar hebben. En het maakt ook niets uit of anderen horen wat er wordt gezegd. Enige gêne over persoonlijke zaken kent men niet meer, immers bellen in de bus of trein, waarin hele gesprekken gevoerd worden over familieperikelen, echtscheidingen, kinderen tot en met de aanschaf van lingerie… iedereen mag het weten. Ik heb zelfs een keer meegeluisterd naar een manager die in de trein een medewerkster telefonisch haar vertrouwen opzegde, omdat ze iemand anders dan de bewuste manager had geraadpleegd. Dat zegt meer van de manager dan van de persoon aan de andere kant van de lijn, maar dat had de dame in kwestie niet in de gaten; iedereen luisterde mee. Tegenwoordig kan men alle gesprekken in het openbaar voeren en daar is zelfs niet altijd een telefoon voor nodig.
Zo zaten mijn man en ik vorige week een hapje te eten op het marktplein in ’s-Gravenzande. Een aanrader overigens, want dat is een heel gezellig plein. Het vrij nieuwe Mexicaanse restaurant beviel ons goed. We zaten rustig te genieten van onze maaltijd, toen er een meisje van een jaar of 13 langsfietste. Ze stopte vlakbij ons en schreeuwde keihard over het plein ‘Saráááá’! Ik moet je wat vertellen!’ Ik kon van schrik nog net de guacamole op mijn nacho opvangen die er dreigde af te vallen na deze brute verstoring. Mijn man verslikte zich bijna in zijn Corona en zette bruusk het flesje weer op tafel. Ik voelde al aankomen dat de rust op het plein van genietende mensen die rustig en beschaafd binnen de perken van hun tafeltje in gesprek zijn, langdurig verstoord zou worden. Sara zat een stukje achter ons met haar gezinsgenoten te eten. ‘Hééé Sophie!’ gilde ze terug en ze maakte aanstalten om op te staan. Haar vader sputterde tegen en vroeg of ze het kort wilde houden. Puberaal uitdagend stond ze lijzig op en liep ze Sophie tegemoet. Het nieuwtje van haar vriendin was veel belangrijker dan een gezellig etentje met haar ouders en broertjes. Ik kan u zeggen dat we weer helemaal op de hoogte zijn van de wedervaardigheden van Sophie en ene Jayden. Verwikkelingen met andere meisjes, flirts met andere jongens, veel gegiechel en geroddel verder, besloten de ouders van Sara toch maar om af te rekenen en te vertrekken, want dochterlief was niet te bewegen aan tafel terug te keren. Zelfs niet om haar ouders te volgen die duidelijk geïrriteerd vertrokken.
Iets soortgelijks gebeurde op de braderie in De Lier, waar manlief en ik een smakelijk kippetje verorberden. Gezeten naast buren die we aantroffen en die daar ook gezellig waren neergestreken. Tegenover ons zat een groep jongeren, die we vroeger als corpulent zouden hebben betiteld, maar ik durf nu wel te zeggen dat ze dik waren. Obesitas zou ook een passende term zijn. Op hun tafel stonden zeker 20 biertjes. Twee vrouwen bespraken de toestand van hun lichaam. Dat was niet nodig geweest, want er viel niet veel meer te verhullen. Toch meenden de vrouwen luid en duidelijk over hun dikke tieten en vette reet te moeten spreken. Sorry, voor het taalgebruik, maar het werd door hen niet anders geformuleerd. Ze keurden elkaar alsof het een wedstrijdje ‘wie is hier het vetst’ was. Moddervet in hun geval. ‘Whahaha,’ schreeuwde de ene vrouw. ‘Jij vindt mij niet dik?! Hebbie wel ’s naar mijn vette reet en dikke tieten gekeken dan!’ De kip kon ik deze keer gelukkig nog voor ik me verslikte wegwerken. Zachtjes fluisterde ik naar mijn buurvrouw: ‘Ik voel hier weer een column opkomen.’ Glimlachend antwoordde zij: ‘Dat zal dan nog een hele kunst worden om die boeiend te houden…’ En gelijk heeft ze. Het interesseert de meeste mensen namelijk helemaal niets (‘geen reet’ voor diegenen die de taal van de braderiebezoeksters spreken) hoe het met vriendjes en de fysiek van omstanders is gesteld. Stuur wat mij betreft dan toch dat sms-je maar. Maar dan zittend op een terrasje en niet als verkeersdeelnemer graag.

Herinneringen

Het was 25 september 1968. Ik was 9 jaar en de wereld lag nog voor me open. De vierde klas van de toenmalige Openbare Lagere School in Naaldwijk, gelegen aan de Koningstraat, was net gestart na een heerlijke zomervakantie. Gelukkig had ik geen hekel aan school en een rotsvast vertrouwen in iedereen die me wijzer kon maken. De meesters en juffen waren nog heilig en wijs; ze hadden er flink de wind onder en ik denk dat ik geen lastige leerlinge was. Een beetje een dromer, dat wel. In mijn fantasie kon van alles gebeuren. Ik droomde ervan dat ik later net zo leuk zou kunnen schrijven als Annie M.G. Schmidt wier boeken ik verslond. En ik had ook zomaar met een prins kunnen trouwen en prinses kunnen worden. Dat laatste idee kreeg weer wat vastere vormen op die 25e september, toen er in de klas officieel werd medegedeeld dat er weer een prinsje was geboren. Wat een feestgevoel maakte zich van mij meester. Dat opende weer perspectieven. Dat de nieuwe prins 9 jaar jonger was, maakte mij niet uit; dat ik niet in de kringen van het Koningshuis verkeerde ook niet, immers alles was nog mogelijk. Die week zat ik aan de beeldbuis gekluisterd, om te zien of de nieuwe prins te zien zou zijn. En ja hoor, mijn geduld werd beloond. Ik herinner me dat prins Claus hem toonde aan een aantal heren die strak in het pak zaten. De baby lag in een wit gewaad op een kanten kussen. De streng ogende mannen toonden zich ineens van een andere kant en probeerden vertederd het kleine mannetje aan te raken. Ze aaiden behoedzaam met vingers over handjes en wangetjes. Zijdezacht zijn die bij pasgeboren baby’s, ik kon daar bij mijn eigen kroost later ook nooit van afblijven en nu eigenlijk nog niet als ik een nieuwe wereldburger zie. Prins Claus stond een beetje onhandig met dat kussen in de handen en het prinsje sliep rustig door al dat rumoer heen. Trots openbaarde prins Claus de namen van zijn tweede zoon: Johan Friso Bernhard Christiaan David. Roepnaam: Friso. Als klein meisje fantaseerde ik een mooie toekomst met een prins aan mijn zijde. Ik tekende alvast grote kastelen met rood-wit-blauwe vlaggen en kantelen. Dat zou mijn toekomstige woning worden.
Het is allemaal ‘een beetje’ anders gelopen. Een andere prins op een wit paard kruiste mijn pad en een toekomst met een lid van het Koningshuis werd daardoor resoluut van mijn wensenlijstje geschrapt. Ik zou er nu niet aan moeten denken in hun schoenen te staan. Met mijn prins aan mijn zijde – en later met onze kinderen aan de hand - hebben we al vele Koninginnedagen gevierd, vrijmarkten bezocht en gekeken naar de beelden van de prinsen die ook gezinnen stichtten. Herdenkingen bijgewoond en Bevrijdingsdagen gevierd. Niet overdreven, maar het zijn toch de feestdagen die bij onze cultuur horen. Ik ben geen Oranjegezind persoon die hen dagelijks op de voet zal volgen of de roddelbladen leest. Ook andere bladen over het Koningshuis bereiken mijn woning niet. Maar zo nu en dan wappert de driekleur aan de gevel van ons huis. (De kantelen hebben we bij nader inzien maar laten varen…) Of je het nu wilt of niet, het Koningshuis maakt deel uit van ons leven.
Groot was mijn schrik toen ik anderhalf jaar geleden vernam dat prins Friso een ski ongeluk had gehad. Hij zou niet meer ontwaken uit een coma. Ook nu wilde ik niet als een soort rampentoerist het nieuws over hen volgen, maar als moeder, echtgenote en burger van Nederland bloedde mijn hart. Ik had enorm te doen met zijn naaste familie en vrienden. Het naïeve kleine meisje van 9 jaar zat nog ergens diep onder mijn huid verborgen, want tegen beter weten in hoopte ik stilletjes op een wonder dat ervoor zou zorgen dat de prins tóch beter zou worden. Het mocht niet zo zijn. Maandagmorgen 12 augustus 2013 overleed prins Friso.
Op een gepaste wijze, in de geest van het karakter van de ingetogen prins, namen familie, vrienden en burgers afscheid van Friso. Condoleanceregisters werden geopend, zo ook in het Westland. Iets minder gepast vond ik de publicatie in één van de regionale bladen over de reactie van het Oranje Comité. Een woordvoerder van dit Comité werd gevraagd of er van hun kant nog iets werd georganiseerd. ‘Zo Oranje gezind zijn we nu ook weer niet,’ luidde het antwoord. Nu weet ik als geen ander dat publicaties niet altijd exact verwoorden wat iemand heeft bedoeld te zeggen en dat hoop ik in dit geval dan maar. Als het echter als een grapje bedoeld was, dan meen ik dat het een misplaatste grap is. Een lid van het Oranje Comité dat de organisatie van evenementen op Koninginnedag, 4 en 5 mei en een deel van de Westland Reünie zou zich toch achter de oren moeten krabben als hij zelfs niet een klein beetje Oranje gezind was. Of wellicht wat empathie zou kunnen tonen met die mensen die dat wel zijn, of die ergens met hun gevoel van rouw naartoe willen. Wie een kijkje op de website van het Oranje Comité neemt, ziet zelfs het eerste couplet van het Wilhelmus staan voor diegenen die het nog niet kennen, maar het ook eens mee willen zingen. Een link naar het condoleanceregister van de gemeente Westland ontbreekt echter en dat had mijns inziens toch wel het minste geweest wat geregeld had kunnen worden. Ik zal het wellicht verkeerd begrepen hebben en wil me niet ergeren aan dit soort reacties. De beelden van de kleine prins Friso op dat enorme witte kussen, later spelend met zijn broers, de beelden van zijn veelomstreden huwelijk, de beelden van zijn vrouw, dochtertjes, moeder en broers die intens verdrietig zijn, staan zonder een Westlands herdenkingsmoment ook wel in mijn geheugen gegrift. Misschien doe ik daar met deze herinneringscolumn als Westlander dan nog een beetje recht aan.