woensdag 31 december 2014

Herinneringen uit de kolenbranche (deel 3)


Tijdens de nachtmis
(door Theo v.d. Valk)

Wat ik me ook nog goed kan herinneren… het was meen ik in de  strenge winter van 1963. We hadden de hele dag veel gedaan, dan ben je het toch wel spuugzat, vooral op kerstavond, maar ’s avonds, ik meen omstreeks 8 uur, ging ik nog de poort uit met een vracht kolen, terwijl ik de mensen tegenkwam die naar de nachtmis of avondmis gingen. Je kon  je klanten toch niet in de kou laten zitten, als er 3 zondagen aankomen. Eer je dan toch weer eens terug bent van je vrachtje en gegeten en gewassen bent, dan is het wel laat in de avond. Ik zal Kerstmorgen de volgende dag niet vroeg naar de H. Mis gegaan zijn, denk ik. Wat het wassen betreft, want je was elke dag pikzwart, de eerste jaren was dat altijd aan het aanrecht in de keuken. Eerst mijn broer Antoon en daarna ik, of ook wel eens andersom. Je ogen wassen deed je met een likje boter, want zeep gebruikt je daar niet voor.  We droegen zwart ondergoed, omdat wit ondergoed niet schoon was te krijgen in de wasmachines die toen in de handel waren. Na enige tijd werd er een douchcabine in het pakhuis (waar ook het werkpaard sliep) gebouwd. Een enorme vooruitgang, maar als je er instapte, moesten eerst de ijsbloemen van de muur worden ontdooid, anders was het niet te harden, zo koud was het. Na het wassen moest je alles direct aftappen, anders bevroor de  boel al gauw, want 10 graden vorst was toentertijd heel gewoon. Daarna was het als het woensdag was, snel naar je meisje fietsen in Kwintsheul, ook al was je doodop. Je probeerde er toch nog een gezellige avond aan vast te plakken, natuurlijk niet te laat maken, want de volgende morgen was het weer vroeg dag. Dikwijls stonden we al om 5 uur in de morgen in de kou aan het station kolen te lossen. Meestal had je al een kwartier nodig om je vrachtauto te starten, de meeste keren was het aanslingeren, wat een hels karwei is, vooral als het streng vriest. Dan was het eerst de transportband naar de kolenwagon brengen, dat koude ijzer vroor aan je handen vast en dan proberen om die bevroren deuren van die kolenwagon open zien te krijgen.
28000 kilo kolen in de fik
Wie heeft er ooit 28 ton kolen zien branden? Ik wel. Op een zondagmorgen werd ik al vroeg gebeld door mijn broer Antoon, (die een kitje kolen was gaan halen uit de opslag) of ik snel naar de Stokdijkkade wou komen (Ik woonde zelf in de Frederik Hendrikstraat), want de boel stond in de hens. Wat was er namelijk gebeurd. Zaterdag ervoor hadden we een wagon antracieth gelost en omdat het zo hard vroor, zaten die kolen aan de zijwanden van de wagon stevig vastgevroren. Nu kon je wel gaan hakken, maar een snellere en beter methode die we bedachten was, enkele oude droge kolenzakken in de olie dopen, en die  in de trechter van de wagon werpen, aansteken, dan 10 minuten wachten en de zijwanden waren enigszins ontdooid. Maar met het lossen gingen die brandende kolenzakken dikwijls met de lopende band mee de auto op, die dan bij de auto lossen weer mee het kolenhok in gingen. Het toeval deed zich voor dat een van deze zakken is blijven branden en zodoende de hele hoop kolen tot ontbranding bracht. Dit was een prachtgezicht, de hele hoop kolen gaf over de hele oppervlakte een blauwe gloed (kwaliteits kolen geven blauwe vlammen). Het is maar goed dat dit op tijd ontdekt werd. De kolen zelf brandden nog niet, enkel de verdreven gassen brandden, want als het 10 uur later ontdekt was, dan was het ene vuurzee geweest, die slecht te blussen was geweest. Nu had de gewaarschuwde brandweer de boel al snel onder controle en na een drankje en een hapje kon deze weer vertrekken. Ik verwachtte de volgende morgen een bevroren ijsmassa te vinden, vanwege de velen tonnen water die de brandweer er overheen had gespoten, en de zeer strenge vorst. Maar tot mijn verbazing was het een hoop kurkdroge kolen, door de restwarmte was al het water verdwenen. Dit maak je echt nooit meer mee.
Die winter dat Paping de elfstedentocht won, is er ook zo een die ik nooit zal vergeten. Dat was op een zaterdag. Het vroor ‘s morgens vroeg minstens 15 graden en er stond een stormachtige wind, zeker windkracht 9 met sneeuw en nog eens sneeuw. Die morgen was ik met broer Adriaan (die schipper was,maar wegens de dichtgevroren sloten niet varen kon en zodoende ons kon helpen) al vroeg in de morgen, het zal wel ongeveer 5 uur geweest zijn, aan het kolen ziften bij het station, waar we met de Kerstmis de kolenzaak van Jac.Scholtes overgenomen hadden, die toen ziek was en niet meer in staat was zijn klanten te bedienen. Je ging gewoon hard door je gunde je geen tijd om even te rusten, want de klanten zaten te wachten op je. Ik was toen voor het eerst echt helemaal versteend van de kou. We gingen toen even snel bij mijn vrouw in de Frederik Hendrikstraat een bakkie halen en een boterham eten, maar toen ik het warme huis binnenstapte viel ik direct flauw, zo bevangen was ik van die vreselijke kou. Dit is me echt nog nooit overkomen, maar na enige tijd, misschien een uurtje of zo,was ik weer aardig bijgekomen en gingen we weer verder in die ijzige kou.We gingen de kolen wegbrengen die we klaar hadden gemaakt. Naar elke klant was het zoeken, want een zaak overnemen is wel te doen, maar om dan zomaar al de klanten te vinden was een hele puzzel. Je moest altijd achterom bij de klanten door de besneeuwde poortjes heen en dan proberen de deuren van de schuurtjes open te krijgen, want die zaten meestal half dichtgevroren. Alle klanten zaten naar de TV te kijken naar de elfstedentocht en wij maar ploeteren. Ik zal het nooit vergeten, maar bij een klant,het was ergens in de Julianastraat in Wateringen meen ik, vroeg er een mevrouw aan ons: “Hebben jullie soms trek in een bord snert?” Nou dit was natuurlijk niet tegen dovemansoren gezegd. Nog nooit  en dan ook nooit heeft er een kom soep zo heerlijk gesmaakt als deze. Als ik nu nog wist wie die mevrouw toen was, zou ik haar nu nog een keer gaan bedanken.

Turven halen in Vinkenveen

Het zal winter van 1947 of 1949 wel geweest zijn. Het had toen al voor het St. Nicolaasfeest flink gevroren en er was al flink geschaatst, maar na de Sint kwam er een korte dooiperiode en daar de kolen nog niet volop geleverd konden worden (naar ik meen waren ze nog op de bon) ging mijn vader vlug door het gebroken ijs naar Vinkenveen om een schuit turven te halen. Ik ging toen mee. Alles moest zo snel mogelijk gebeuren, want er werd al weer vorst voorspeld die al snel zou intreden. Na een dag turven tellen, misschien wel 2 dagen, gingen we snel huiswaarts. De reis vlotte aardig door de schotsen op het grote water, maar toen we bij Delft (Het Haantje) aankwamen tegen de avond, het was al donker, toen kwam de narigheid pas. In het smallere vaarwater bij Sion in de Hoorn. De ijsschotsen zaten hier al weer goed aan elkaar gevroren. De motor moest er hard aan werken, m’n vader ging toen voorop de  plecht staan met een vaarboom en ik moest dan, ook nog zo’n niet te ervaren schipper, achter de hendels en het roer. Vader schreeuwde maar “naar links” en dan weer “naar rechts sturen” om zoveel mogelijk de grote stukken vastgevroren ijs te ontwijken. De temperatuur daalde toen al snel diep onder het vriespunt en wij moesten door, want als je te lang zou wachten,dan kwam je er heus niet meer door en dan zou je de schuit met turven ergens in de polder achter moeten laten. Met misschien een lange vorstperiode op komst zou hij in een zo kort mogelijke tijd leeggeroofd zijn, want er was een vreselijke gebrek aan brandstof toendertijd. Vader bleef ondertussen maar schreeuwen “naar links” dan weer “naar rechts”of eerst weer een stuk achteruit, en dan met volle vaart weer vooruit om het ijs te proberen te breken. Dit was een nacht die ik echt nooit en dan ook nooit zal vergeten.We waren naar ik meen om ’n uur of  5 in de morgen aan de Dijkweg in Honselersdijk bij de Strijplaan. We waren toen zo ongeveer 10 รก 12 uur bezig geweest om van Delft naar Honselersdijk te komen. Toen konden we echt niet verder komen, we zaten muurvast, en waren totaal op van vermoeidheid. Ik ben toen naar huis gehold naar de Stokdijkkade. Ik heb mijn sterke broers uit bed getrommeld en die naar de schuit in Honselerdijk gestuurd. Die hebben toen met veel mankracht de schuit met turven voor de kant kunnen krijgen aan de Stokdijkkade, vaders hartje was toen eindelijk gerust, want we hebben toch in de war gezeten, dat we het echt niet zouden halen. Een goede nachtrust (of dagrust) hadden Pa en ik toen wel verdiend. De volgende dag konden we de mensen toen weer helpen aan brandstof. Diezelfde mensen hadden er geen flauw idee van wat een moeite dit allemaal had gekost.
© Tekstbureau Westland

zondag 28 december 2014

Herinneringen uit de kolenbranche (deel 2)


(door Theo v.d. Valk)
Als de winter vroeg inviel, of er reeds in oktober flinke nachtvorsten waren en de kwekers hadden nog veel gewassen in de koude kassen staan, dan moest er snel bijgestookt worden om de slaplanten en de chrysanten en andere gewassen vorstvrij te houden. Dit werd dan gedaan met vaten en tonnetjes die met houtskool werden gevuld en met spiritus in brand werden gestoken. Dat bleef lang branden en gloeien; ze gaven veel warmte. Andere brandstoffen konden niet gebruikt worden vanwege de gassen die ze vormden bij verbranding. Deze waren schadelijk voor de gewassen. Deze dagen waren voor de brandstoffenhandel een gouden tijd, want een behoorlijke kweker gebruikte al gauw zo’n 100 of wel meer zakjes houtskool per 24 uur, met een inhoud van een kwart mud. In die tijd zijn ook de CO2 doseringen ontstaan. De kwekers hadden in de gaten dat de gewassen veel sneller groeiden als  ‘s nachts kacheltjes stonden te branden die deze CO2 produceerden. Tevens kwamen de olieploffers in die tijd van de grond, omdat het stoken met houtskool op de lange duur te kostbaar werd. Een tijd voor de kolenboeren om nooit te vergeten.

Het controleren door de overheid voor de juiste maat
 
Diverse malen ben ik door rijksambtenaren aangehouden om te controleren of mijn zakken kolen die zich op de auto bevonden wel de juiste inhoud hadden. Ze vroegen dan eerst netjes of ik dat wel wilde doen op de plek waar ik me bevond om eventueel bij de te slechte inhoud niet voor schut te staan bij mijn klanten. Ze vroegen of dan ik soms naar een stille plek wilde gaan buiten het dorp. Daar ik als een bekende leverancier wist dat ik niets te vrezen had, liet ik dit dan gebeuren voor de deur van de klant waar ik leverde. Er werd dan een maat te voorschijn gehaald - een tonnetje van 50 liter (dat was de inhoud van een half mud kolen) - en die controleurs wezen dan uit de hele vracht kolen diverse zakken kolen aan, meestal een stuk of 10, die ik in die maat moest gooien. Dat was niet altijd even gemakkelijk, want niet enkel de bovenste, maar soms ook een zak die onderaan stond (ze stonden dikwijls 5 hoog op de vrachtwagen) moesten ze controleren. Dan kon je eerst een gedeelte zakken met kolen opzij zetten, voordat je bij de onderste kon komen, maar vrees had ik niet, daar ik zeker was dat de inhoud niets te wensen over liet.


Vuile overhemden bij mijn schoonmoeder
 
Om nooit te vergeten… Het was een hele strenge winter, dat zouin 1956 geweest kunnen zijn. Ik had die dag een wagon cokes gelost samen met mijn broer Antoon. De vrachtauto waar we dit mee deden was een Austin uit het leger (met nog een schietkoepel bovenop). Als ik me het goed herrinner was het op oudejaarsdag . Het waaide hard en door de droge vrieskou zat de vrachtwagen al snel onder een dikke laag kolenstof.  Tegen de avond ging het goed sneeuwen en de vrachtauto was al snel geheel bedekt met een laag sneeuw. Ik mocht toen van mijn vader ‘s avonds met de vrachtauto naar mijn meisje toe in Kwintsheul. Met de fiets was het geen doen, zo’n slechte pad was het. Ik zette mijn vrachtauto in de Kerkstraat toen gewoon op de weg, naast het fietspad (moet je nu eens proberen) bij Truus en Bert Gerritsen de IJsvogel en ging een gezellig Oud en Nieuw vieren bij mijn schoonfamilie in de Hoenderparklaan. Na een zeer geslaagde avond, een potje te hebben gekaart en vele oliebollen verorberd te hebben, ging ik laat in de nacht naar mijn auto toe, maar wat ik ook probeerde, door de gladheid  kreeg ik hem geen centimeter vooruit. Hij bleef maar slippen vanwege de dikke laag sneeuw die er ondertussen was gevallen. Hier moest geduwd worden en mankracht aan te pas komen, dus ging ik terug naar mijn meisje en liet een paar zwagers en ooms optrommelen om mij een duwtje te geven achter die besneeuwde auto. Zo gezegd zo gedaan. Ik achter het stuur en de familie achter de wagen douwen. Het vlotte al snel, ik kwam uit mijn benarde positie en kreeg grip op de weg. Ik zwaaide door het geopende raampje naar de familie en reed weg naar mijn eigen bedje... niet wetende wat er achter mijn rug voor ellende gebeurd was…
Wat een ramp toen ik de volgende dag (Nieuwsjaardag) bij mijn schoonmoeder kwam. Er hing me een onweersbui te wachten, want nadat de familieleden de avond ervoor mijn wagen hadden opgeduwd, kwamen ze terug in huis en toen hadden ze pas in de gaten dat alle mooie witte gestreken overhemden pikzwart waren geworden, want onder die dikke laag mooie witte sneeuw, zat toevallig ook noch die dikke laag kolenstof. Nou, ik heb het toen wel geweten! Ik heb het nog jaren moeten horen op oudejaarsavond…
 
© Tekstbureau Westland


dinsdag 2 december 2014

Herinneringen uit de kolenbranche van Theo van der Valk

Gepubliceerd in Groot Naaldwijk 2007
Hoe een kolenzaak geboren wordt
Herinnert u zich nog de kolenkachels die 's winters de woningen warm moesten houden? De kolenboer die langskwam om het kolenhok met nieuwe voorraad te vullen. De potjes koffie die op de kachel stonden te verwarmen in een perculatorpot met een glaasje waar de koffie langspruttelde? Hier schuilen mooie verhalen achter.
Van de heer Th.P. van der Valk uit Naaldwijk beschrijven wij zijn memoires over zijn jeugd en de kolenzaak die door zijn vader werd opgebouwd. Deze memoires worden in verschillende afleveringen gepubliceerd.
Mijn ouders hebben 15 kinderen gehad, waarvan ik de 14e was. Vader was schipper en vervoerde zand, grind en veen dat hij in Vinkenveen haalde. Het schipperen was een mooi vak: altijd in de natuur, wat in de vorstvrije dagen goed te doen was, maar zodra het winter was, kon hij niet varen. Hij zei toen tegen moeder: “Ik wou dat ik kolenboer was, dan kon ik tenminste in de winter ook wat verdienen om voor de kinderen te zorgen.” Zo gezegd zo gedaan. Vlak voordat de winter het volgende jaar inviel, voer hij met zijn schuitje - ongeveer goed voor 18 ton - naar Den Haag en liet in elke hoek van de boot een paar ton kolen storten en in het midden ook nog een paar andere soorten, want je moest wel een assortiment hebben. Daarna voer hij naar de Stokdijkkade en legde de schuit voor het huis aan. Al heel snel had hij leuke handel. Dat kwam vooral omdat de mensen het hem gunden met dat grote gezin. Zo is onze kolenzaak begonnen, wat in latere jaren een zeer bloeiende zaak is geworden. Ik meen dat we op het hoogtepunt zo’n 1500 klanten hadden. Vader kocht toen al snel een handkar met een sterke hond eronder. (Jammergenoeg moest deze hond het loodje leggen in de hongerwinter. M’n vader had geen eten voor hem en de kolenhandel lag in de laatste jaren van de oorlog helemaal plat). Ook werd er een transportfiets aangeschaft voor de kleine bestellingen. Als de handkar vol was, zo’n 12 mud kolen was dat wel, dan moesten mijn oudere zussen en broers dikwijls helpen duwen, meestal vanaf de Stokdijkkade tot Hotel Torenburg op het Wilhelminaplein (in de oorlog omgedoopt in Marktplein). Dit was het hoogste punt van Naaldwijk. Daarna mochten ze weer terug, want dan liep de weg weer lichtjes omlaag. Dat reed dan gelijk een stuk lichter, dus mochten de kinderen weer naar huis.
De handel liep uitermate goed. Na enige jaren werd er dan ook een paard en wagen aangeschaft. Toen gingen er vrachtjes van zeker 50 mud kolen tegelijk de deur uit. In de slappe voorjaarstijd werd er ook grind uitgevent. Vooral bij de boeren was dat een goede handel, want soms moest het hele erf met nieuw grind bedekt worden. Na enige goede jaren (vooral na de strenge winters) werd er al gauw een 2e hands vrachtwagentje aangeschaft. Alles liep op rolletjes. Vader, en vooral broer Wim (Wim was eigenlijk schilder, maar omdat schilders in de oorlog naar Duitsland moesten,is hij bij vader de kolen in gegaan) gingen de pad op om huisbrandkolen en industriekolen proberen te verkopen aan de tuinders. Broer Wim was graag gezien bij de kwekers. Hij had  een goede babbel over zich; eenieder mocht hem graag.
’s Zomers sparen voor de winter
Vader werd een dagje ouder, het werken werd een beetje te zwaar. Hij ging daarom op maandagmorgen geld ophalen bij klanten die het hele jaar spaarden voor de komende winter, daar ze niet alles in een keer konden betalen. Dit was een soort 'winterzorg'. Jammer dat hij op 70-jarige leeftijd door een droevig ongeval in Vinkenveen door verdrinking om het leven kwam. Ook broer Wim is jong gestorven; hij werd 63 jaar.
Naast de huisbrandkolenbranche hadden we ook een behoorlijke omzet in industriekolen voor de kwekers. Ook bij veel winkels bezorgden we brandstoffen, voor de daar aanwezige ketels. Als het goed winterde, waren de kolen voor de kwekers niet aan te slepen. We hadden verschillende grote kwekers als klant, bijvoorbeeld De Boswoning in Honselersdijk. Daar bezorgden we minstens 500 ton kolen in een seizoen. Ze moesten echter wel allemaal gevaren worden. Dat deden we soms zelf, als we er tijd voor hadden, anders werd het uitbesteed aan de Alblassertjes uit Kwintsheul. De industriekolen die per auto bezorgd werden, moesten eerst gewogen worden. Dat gebeurde bij de Fa.v.d. Bos aan de ’s-Gravenzandseweg. Daar hadden ze een weegbrug, waar veel gebruik van werd gemaakt. Eerst moesten we dan de volle auto wegen en daarna, als hij leeg was, de lege auto wegen. Het verschil was dan het juiste gewicht waar de tuinder 2 weegkaartjes van kreeg. (En naderhand vanzelfsprekend de rekening, waar het uiteindelijk toch allemaal wel om ging…)
Toen minister president Den Uyl zo hoognodig de kolenmijnen moest sluiten, ging het snel bergafwaarts met de kolenhandel. De firma Van der Valk kon zich enige jaren redden door verschillende andere brandstoffenzaken over te nemen, o.a. de firma Knaap uit Kwintsheul, de zaak van Jac. Scholtes, P.Solleveld uit ‘s-Gravenzande etcetera. Ook is de handel in industriekolen toen snel overgegaan in olie. Door de verenigde kolenboeren is toen de Verolko opgericht, een goed lopende oliegroothandel, waar alle kolenboeren toen lid van werden, maar toen daarna het aardgas kwam, ging het met deze handel ook snel bergafwaarts. Mijn persoontje (Theo) is toen weer op 34-jarige leeftijd naar avondschool gegaan om enigszins nog te redden wat er te redden viel van de zaak. Ik was vroeger een kei in wiskunde, zodoende heb ik gekozen voor een elektronica cursus. Dat betekende overdag nog hard werken in de kolen, ‘s-avonds snel wassen en eten, en dan naar Den Haag toe, driemaal in de week. Ik slaagde in een jaar tijd voor 2 diploma’s namelijk detailhandel in radio/tv en voor electrowinkelier. Mijn neef Jan, een zoon van mijn overleden broer Wim, was geslaagd voor zijn gasfittersdiploma en al gauw werd er toen aan de Stokdijkkade ruimte gemaakt voor een klein winkeltje, waar op flinke schaal gas en oliehaarden werden verkocht. (Vele vaste kolenklanten gunden ons wel de verkoop van een gashaard en/of convector). Ook de radio en tv-handel begon toen goed te lopen. Na enige tijd met een vrije monteur gewerkt te hebben (Dhr. Jaap Dijkhuizen uit Honselersdijk ), werd er al gauw een vaste monteur(dhr. J.Wessels) in dienst genomen, want hier kan je niet van buiten. De winkel is enige malen flink verbouwd en werd uitgebreid met centrale verwarming, inbouwkeukens en badkamers, die na enige tijd naar de Patijnenburg zijn verhuisd. De afdeling tuinmeubelen werd ook een groot succes. In niet mindere mate was er ook een leuke boterham te verdienen met houtkachels en open haarden. Toen er een flink bod op het pand werd gedaan door een projectontwikkelaar en de grootwinkelbedrijven de kop op kwamen steken, en mijn leeftijd ook een rol ging spelen, is er besloten om met het bedrijf te stoppen. De afdeling huishoudelijke artikelen en alles wat in de keuken thuis hoorde, daar is dochter Marianne mee verder gegaan op het van Tynplein onder de naam “Marianne kookwereld”. (Inmiddels is Marianne's kookwereld verhuisd naar de Rembrandtstraat in Naaldwijk, red.)
Wordt vervolgd
© Tekstbureau Westland, Joke Wageveld