woensdag 31 juli 2013

Connect


Afgelopen weekend bezocht ik de braderie van Monster, uiteraard weer op de fiets. Het mooie zomerweer lokte velen naar buiten en gelukkig niet alleen naar de stranden. De braderie van Monster werd ‘leuk bezocht’ om het zo maar te zeggen. Tot mijn verrassing was de kermis dit jaar op een ander terrein en de braderie was uitgebreid in een heus carré. Goeie zet, want dat rondje heb ik met plezier gelopen. Nóg groter was mijn plezier, toen ik een paar dames ontdekte die zaten te breien aan de langste sjaal van het Westland. Een bijzonder project dat onder de noemer ‘Connect’ mensen met elkaar verbindt op een leuke manier. Breien is naast schrijven één van mijn hobbies. Een hobby die weer helemaal hip is. Er wordt heel wat af gehaakt en gebreid op dit moment en dat heeft waarschijnlijk met de crisis te maken. De hang naar nostalgie neemt toe; wie heeft niet het beeld van moeder of oma op het netvlies die lustig aan het breien is voor kinderen en kleinkinderen. Breien wordt tegenwoordig zelfs tot kunst verheven door mannen. De Noorse mannen Arne en Carlos hebben daar ook nog een vleugje humor aan toegevoegd. Neemt u maar eens een kijkje in de Westlandse boekhandels waar hun breiboekjes te koop liggen. Met hun werken wordt het opeens een stuk vrolijker in uw omgeving. Initiatiefneemster van de langste sjaal van het Westland, Helga Knoll-van der Schoor, heeft zich echter ten doel gesteld mensen met elkaar te verbinden. Met de crisis heeft zij niets, maar met kunst wel. Toen zij vorige week de vraag kreeg van een mevrouw wat zij nu wel verdiende met dit project, antwoordde Helga nuchter: ‘Niets. Nou ja, blije mensen. Geen geld, maar ik verdien allemaal blije mensen.’ En zo werkt het ook, want meedoen aan het breien van de langste sjaal van het Westland maakt mensen blij. Toen het project vorig jaar startte, mocht ik daar getuige van zijn. Iedereen die ooit de breipennen heeft vastgehouden wil een steentje bijdragen. Of een steekje meebreien. Of het leren als er nog nooit een poging tot breien is gewaagd. De wol is geschonken, de breinaalden ook. De dames die het project begeleiden doen dat belangeloos. Vrouwen, mannen, pubers, kinderen, Nederlanders, allochtonen, iedereen wil gezellig meedoen, al is het soms maar voor 2 steekjes. Er worden diverse technieken gebruikt, want de manier waarop men in Nederland breit, is niet altijd dezelfde als die van andere landen. Wat vroeger een noodzaak was om man en kinderen aan warme truien en sokken te helpen van zelf gesponnen schapenwol, is nu uitgebloeid tot een cultureel evenement. Gratis, voor niets. Wat ik nog wel het leukste van dit project vind, is dat de sjaal ook langs een aantal zorginstellingen gaat. Veel bewoners van deze instellingen kunnen geen braderie bezoeken, terwijl ze wel een stukje mee willen breien. Daarom komt de sjaal bij hen langs. Zo kwam de sjaal twee weken geleden langs in De Sonnevanck en afgelopen week was deze in De Kreek. Degenen die nog kunnen breien deden met veel plezier mee, o.a. een 99-jarige dame die nog goed van gehoor en zicht was. Ze ervaart dit als een zegen en heeft nog plezier in het leven. Ook personeel en vrijwilligers droegen hun steekje bij. Op donderdag 1 augustus komt de sjaal naar het Buurthuis van Maasdijk, tegenover het wokrestaurant van 14.00 – 16.00 uur. Op 20 augustus tijdens de braderieweek van ca. 10.00 – 12.00 in ’t Anker in De Lier. Verdere afspraken worden nog gemaakt. Daar gaat u vast nog meer van horen. Het eindresultaat kunt u bewonderen op zaterdag 7 september tijdens Podium Westland, waaraan het Kunsthuis 18 deel zal nemen aldus Helga. ‘De meeste activiteiten zijn gesitueerd rondom het Wilhelminaplein in Naaldwijk. Om nu de verbinding te maken naar Kunsthuis 18, maken we een hééééél lang breiwerk waarmee we bezoekers van Podium Westland de weg willen wijzen naar het Zuideinde, waaraan Kunsthuis 18 gevestigd is. Oh, moet ik nog uitleggen wat Kunsthuis 18 doet? Daar komt ie: Kunsthuis 18 heeft als doel de Kunst in Westland op een hoger plan te brengen.’ Even geen zorgen om de crisis en de aandacht op leuke en mooie dingen richten. Daar word je dus gewoon blij van. En het kost niets, de toegang is gratis.

vrijdag 19 juli 2013

Nieuwe haring

Mijn man en ik staan nou niet direct bekend als “kouwelijers” (hoewel ik wat betreft mijn echtgenoot daar wel eens twijfels over heb). Toch was het met de zomerse temperaturen van het afgelopen weekend pas voor het eerst dit jaar dat we in ons vrije weekend de fiets pakten om een tochtje door het Westland te maken. Recreatief een stukkie fietsen moet wel leuk blijven en geen plicht nietwaar? Het ging richting Hoek van Holland deze keer, want daar was een braderie en het idee van een nieuw harinkie happen, lokte mijn smaakpapillen richting kust. Tijdens zo’n braderie is dat altijd wel verkrijgbaar.
De braderie was op z’n zachtst gezegd matig. Minder kramen dan anders en wie door de kramen heen keek, zag daarachter een triest beeld van gesloten winkels die de crisis niet hebben overleefd. Een akelig beeld van een spookwinkelcentrum dat door weinig publiek werd bezocht, drong zich aan mij op. Misschien lag de rest van Hoek van Holland op het strand, dat zou kunnen. Het centrum van de braderie was echter niet het middelpunt van zomerse gezelligheid. We konden alles rustig bekijken en stopten hier en daar om wat lekkernijen aan te schaffen. Totdat ik aan het eind van de straat, op het plein, de viskraam ontdekte. Nu ben ik dol op vis, maar ik wil ze nooit volledig op mijn bordje zien. De kop moet er wel af zijn, zal ik maar zeggen en het liefst de staart ook. Dat bij zo’n harinkie de staart er nog aanzit, neem ik maar voor lief. Dat is alleen maar gemakkelijk als je ‘m boven je mond moet vasthouden, het hoofd achterover, om de vis naar binnen te laten glijden en er een flinke hap van te nemen. Dat schijnt een typisch Hollandse gewoonte te zijn. Zónder uitjes voor mij graag, want die dreigen tijdens deze handeling altijd van de vis af te glijden richting allerlei kieren en gaten in de zomerkleding. ‘Je gebbetje’ noemde iemand ooit de gleuf tussen mijn borsten. ‘D’r valt wat in je gebbetje.’ Ik had nog nooit van een gebbetje gehoord, maar het was me duidelijk wat ermee werd bedoeld. In ieder geval niet wat men in Amsterdam onder een ‘gebbetje’ verstaat, want daar betekent het een geintje. Enfin, stukjes ui in mijn gebbetje zijn niet gewenst en da’s geen geintje. Het hoort er niet thuis en verspreidt een doordringende lucht, waar zowel ik als mijn omgeving niet blij van worden, dus zónder uitjes graag. Dat was geen probleem. Manlief stond het tegen de wind in wantrouwend op een afstand te bekijken. Het stevige zeebriesje dat over het pleintje woei was nadrukkelijk zijn bondgenoot. Hij houdt beslist niet van vis en wordt al akelig van de geur. Na betaling van 1,50 euro kreeg ik het visje op een kartonnetje aangereikt en met het water in de mond pakte ik deze bij de staart. Hoofd achterover, vis boven de mond en happen maar. Ik kan u zeggen dat dat niet meeviel. Die staart was superglad. Terwijl de vis boven mijn gezicht slingerde, had ik de grootste moeite om het ding niet uit mijn vingers te laten glippen. Bijna raakte de in de wind wiebelende vette substantie mijn zonnebril en reken maar dat je die daarna niet meer schoon krijgt met een vezelpoetsdoekje. Voorzichtigheid was dus geboden. Bovendien stond een groepje Aziatische toeristen vol belangstelling mijn handelingen te volgen en ik wilde geen flater slaan bij deze typisch Hollandse handeling. Van ontspannen een happie eten is geen sprake meer als je tot toeristische attractie wordt getorpedeerd, maar ik hield me groot. In een ooghoek zag ik ineens iets roods in het boven mijn hoofd slingerende object. Bloed! Mijn eetlust smolt als sneeuw voor de zon. Een rauwe vis eten voor publiek gaat nog net, maar dan zonder kop, zonder uitjes en zonder bloed graag. Misschien ben ik een beetje lastig, maar een mens heeft zo z’n grenzen. Toch vermande ik mezelf en hapte ik de vis weg, mezelf toesprekend dat ik niet kinderachtig moest zijn. Toen ik het kartonnetje in de vuilniszak van de visboer weggooide, zocht ik een servetje. Dat was er niet. ‘Zeker ook weg bezuinigd,’ mompelde ik. Met mijn vette vingers wilde ik mijn tas niet vies maken op zoek naar een zakdoekje. Maar gelukkig stond daar mijn redder in nood: manlief die altijd een schone zakdoek bij zich heeft. Hoffelijk bood hij die aan en ik veegde snel mijn vette vingers ‘schoon’. Manlief moffelde de naar vis ruikende zakdoek snel in zijn broekzak met de belofte dat ‘dat stinkende ding’ thuis meteen in de wasmand zou belanden.
We stapten weer op onze fietsen en reden via het Staelduinse bos terug naar Naaldwijk. Een heerlijke koelte verfriste ons onder de bomen. Bomen die trouwens allerlei pluizen loslieten die vrolijk in de wind rond waaiden. Het leek wel of Vrouw Holle haar veren dekens aan het uitschudden was. Een kleine bijkomstigheid van die pluizen is, dat ze in je neus kunnen belanden en een akelige kriebel veroorzaken. En als nette Hollanders niesen wij dan in een zakdoekje. Zo ook mijn man die snel zijn zakdoek pakte en deze tegen zijn neus en mond drukte. Ik wou hem nog waarschuwen, maar het was al te laat. Met een vies gezicht staarde hij naar de zakdoek die naar dat heerlijke harinkie rook.
Ik denk dat ik de volgende keer toch maar een ijsje neem…

vrijdag 12 juli 2013

Bij de lange dam

Het was een van de laatste mooie najaarsnamiddagen van het vorig jaar. Een zaterdagmiddag. Mijn man was een stuk gaan hardlopen en ik had wat gewandeld. In afwachting van zijn terugkomst ging ik op het wankele bankje zitten dat tegen een snackbar stond aangeplakt. Heerlijk met mijn gezicht in het nog steeds milde najaarszonnetje. Dat zonnetje zonk steeds dieper en dieper weg. Nog even en ze zou helemaal verdwenen zijn achter de stoere industriële installaties op de Maasvlakte. Met toegeknepen ogen tuurde ik de lange dam af. Kwam mijn lief er al aan? Er kwam een vrouw naast me zitten op het smalle bankje, dat niet breder was dan twee plankjes. Een al wat oudere vrouw. In haar hand had ze zo’n geweldige puntzak Ras-patat. Met een flinke klodder mayonaise. Precies zo een als die ik mezelf en mijn man had beloofd zodra hij zijn looprondje had afgerond. Het smaakte haar zo te zien goed. De hand waarmee ze de frietjes uit de zak pakte glom van het vet. ‘Daar kan ik nou zo van genieten hè.’ Omdat ik de enige was op het bankje, waren die woorden kennelijk aan mij gericht. Ik knikte en glimlachte. Maar tegelijk vroeg ik me af wat ze eigenlijk bedoelde. Het uitzicht? De zon? Het Ras-patatje? Het antwoord kwam snel. ‘Zo’n patatje aan het einde van de middag, heerlijk. Vroeger al, toen de jongens nog klein waren, ja ik heb er drie. Zijn volwassen mannen inmiddels.’
Haar vingers tastten de bodem af van de bijna lege puntzak . Helemaal onderin vond ze nog een kruimeltje. Ze verfrommelde de lege zak en legde die tussen ons in op het bankje. Een brutale vogel hipte teleurgesteld weg. O, wat had die graag met zijn scherpe snavel nog even gecheckt of er nog wat lekkers in was achtergebleven. Met haar tong likte de vrouw haar lippen schoon, keek me aan en vervolgde: ‘Ja, dat was wat vroeger. Zes dagen in de week buffelen in de tuin, mevrouw. Samen met mijn man. Zeker ‘s zomers maakte we lange dagen. Vergis je niet. Opstaan voor dag en douw. Voor de jongens zorgen, ontbijten, het huis aan kant en dan hup de tuin in. Naar mijn man. Ook een handje uitsteken. We teelden van alles, het was hard werken, zuinig leven. Vallen en opstaan. Als u zelf uit het Westland komt, weet u er waarschijnlijk alles van. Vakantie? Kenden we niet. In de zomervakantie een daggie met de jongens naar Rotterdam, naar de diergaarde. Dat was hét hoogtepunt. En zo nu en dan, als het werk in de tuin het toeliet, een middaggie naar het strand. Soms naar ’s-Gravenzande maar meestal naar De Hoek, hier naar de lange dam. Meer zat er niet in. Gingen we op de fiets vanuit het Westland hier naar toe. Was wel wat verder rijden dan naar ’s-Gravenzande, maar we vonden het hier nou eenmaal veel leuker. Niet in het minst vanwege al die bootjes die hier de Waterweg in en uit varen. Scheppies en emmertjes de hele rataplan ging dan mee. De jongens konden zwemmen in een van die ondiepten hier.’ Met haar hoofd wees ze naar schuin voor ons, naar een piepklein strandje aan vier zijden afgebakend door basaltkeien. ‘De Hoekenezen noemden dat gebiedje hier “De Driehoek”. Kwam erg veel lokaal volk, gezellig was dat hoor. Mijn jongens hebben hier leren zwemmen. Gingen niet naar zwemles, dat had je niet. Ben je gek, veuls te duur, dat was voor de rijken uit het dorp. Goh, ik zie ze nog poedelen. Johan, de jongste, was het eerst zover dat ie kon zwemmen. Zo trots als een aap met zeven staarten. Was ie voor het eerst eens ergens sneller en beter in dan zijn broers. Mijn man en ik zaten dan lekker in het zonnetje hier op de keien of tegen die bunker an. Thermosfles koffie mee. Heerlijk, kwamen we echt tot rust. En dan aan het einde van de middag aten we altijd een patatje. Meestal hier, bij deze tent. Aan het begin van de lange dam. Maar soms was het er zo druk dat we besloten een patatje te gaan eten een stukkie verderop, in wat we noemden ‘de ouwe Hoek’. Daar had je een paar tenten vlak bij elkaar. Zo’n middag was een waar feest. Zowel voor mijn man als voor mij en voor mijn jongens.’
Ze valt stil. Wriemelt wat met haar handen, knikt en kijkt wat voor zich uit. Dan vervolgt ze. ‘Tsja, ’t was een mooie tijd. Alles is anders nu. Mijn man is een paar jaar terug overleden. De jongens zijn uitgevlogen. Hebben hun eigen gezin en zo hun besognes. Niets is meer zoals het was. Maar, één, twee keer in de maand, als het een beetje goed weer is, dan tuf ik op mijn scootertje naar De Hoek. En dan gun ik mezelf een patatje. Hier, bij de lange dam. Daar kan ik zo van genieten hè…’

maandag 8 juli 2013

Westlandse schippers

Het vrijwilligerswerk in het Westland bestaat uit een wijdverbreid netwerk. Dat kon ik de afgelopen week weer eens aanschouwen. Op uitnodiging bezocht ik namelijk de jaarlijkse ‘schippersvergadering’ die plaatsvindt voordat het Varend Corso Westland plaatsvindt. De schippers die daaraan deelnemen, spelen geen geringe rol in het goed laten verlopen van het steeds beroemder wordende corso. In een zaal van Fleuresto bevonden zich zeker zo’n honderd man. En vrouw, want er zijn ook vrouwelijke schippers, maar beduidend minder in hoeveelheid dan mannen. Zij besturen afwisselend de corsoboten op 2, 3 en 4 augustus a.s. Geconcentreerd luisterden ze naar de instructies van het bestuur van het corso. De vaarroute werd doorgenomen, inclusief alle mogelijke knelpunten en de manier waarop men in de pauzes de boten aanmeert. Het schippersreglement werd besproken. De vaarafstand die men in acht moet proberen te houden. Er werd gesproken over het gebruiken van een schone corsovlag en nette kleding. Géén alcohol. En het op tijd laten bukken van de figuranten voordat men onder een brug doorvaart. Het zachter zetten van muziek zodra een speakerplaats in de buurt is. Overhangende takken en reserve v-snaren. Zonnebrandolie aan boord, evenals een paracetamolletje… En last but not least: een telefoon of portofoon. Tjongejonge, ik had nooit gedacht dat de schippers op zóveel aspecten moesten letten tijdens de vaart. Wat echter nog veel belangrijker is, is de veiligheid van de deelnemers en toeschouwers. De schippers van het corso spelen een cruciale rol in de bewaking daarvan. Gedurende het evenement zijn extra manschappen van de politie op de been. Mocht zich echter onderweg een calamiteit voordoen, dan zijn het meestal de schippers die dit zien en die in actie moeten komen. Hoe ze dat doen? Waarschuwen per telefoon, of per portofoon. Want áchter die schippers bevindt zich ‘De Spin’. Nee, u bent niet in een aflevering van Spiderman terecht gekomen over gevaarlijke situaties in het Westland waarin vliegende spinnen soepeltjes alle problemen direct komen oplossen. U leest hier over een belangrijke rol binnen het corso: de man die u kunt zien als ‘de spin in het web’. De Spin staat in contact met alles en iedereen en hij leidt zo snel mogelijk alles in goede banen zodra een kink in de kabel dreigt. Om in de Spiderman comicsfeer te blijven: toch een beetje een soort superman binnen het Varend Corso. Die schippers vertrouwen op hem, op elkaar en bovenal op zichzelf. Het zijn mensen waar je bewondering voor kunt hebben. Als er mensen zijn die het thema van het Varend Corso 2014 ‘Durf(t) te dromen’ waargemaakt hebben, dan vindt u die onder de schippers. Velen van hen hebben het voorrecht een oude Westlander te besturen. Zo’n prachtige klassieke schuit die in vroeger tijden gebruikt werd om producten van tuinderijen naar de veiling te varen. Niets ten nadele van de andere boten, maar die schuiten die de naam ‘Westlanders’ dragen, doen iets met me. Ik vind ze geweldig mooi, vooral als de mast is gehesen. Een geweldige schuit van zeker 12 meter lang. Ik geef het je te doen om die goed door de Westlandse wateren te loodsen en ondertussen alles in de omgeving en op de schuit in de gaten te houden. Als ik over een maand naar het Varend Corso kijk, dan maakt mijn hart een sprongetje als ik zo’n oude Westlander voorbij zie varen. Dat doet het al jaren en dat zal straks niet anders zijn. Pure trots op zoveel moois. En trots zijn die schippers ook. Daar kwamen ze tijdens de vergadering rond voor uit: ‘Wij zijn trots op onze schuiten…’ Volkomen terecht wat mij betreft. Wees er maar zuinig op, want het is een onderdeel van ons cultureel erfgoed waar velen nog lang van hopen te kunnen genieten! Zet het maar alvast in uw agenda: 2, 3 en 4 augustus Varend Corso Westland.