En toen begon mij plotseling wat te dagen… deze mevrouw had niets te maken met dat apparaat dat mij ’s morgens op wrede wijze uit mijn slaap rukt. Nee, deze mevrouw was aan het wecken geslagen! Een noeste vorm van huisvlijt uit de tijd dat moestuinen overvloedige producten opbrachten en vrieskasten nog niet uitgevonden waren. Althans niet voor het gewone huishouden. Wecken was de manier om al die overvloed hygiënisch in te maken, zodat er ook voor de komende tijd een lekkere voorraad eten was. ‘Toen heb ik ergens een voordelige weckketel op de kop getikt en zo is het gekomen,’ klonk het naast me. ‘Ik ben d’r gewoon aan verslaafd. Overal ga ik op zoek naar voordelige verse groenten. Ik heb al een hele kast vol met weckpotten!’ ‘Wat leuk!’ antwoordde ik. ‘Dat doet me aan vroeger tijden terugdenken.’ Potten vol groenten en appelmoes, netjes op een rij in een donkere kast trokken aan mijn geestesoog voorbij. Ik werd er net zo vrolijk van als de mevrouw naast me op de groenteafdeling. Snel pakte ik een plastic tasje om daar voor onszelf wat boontjes in te stoppen. De bodem van de groentekist kwam al in zicht. Drie ons was wel genoeg, want het was bedoeld als extra groente bij de nasi. Toen ik dat had afgewogen, graaide de mevrouw weer gretig verder in de kist. ‘Ik denk dat er al heel wat klanten mis hebben gegrepen door mij,’ giechelde ze. Ik lachte vrolijk terug: ‘Maar ik niet,’ en slingerde mijn buit hoog boven mijn winkelmandje. Ik keek om me heen om mijn man te zoeken, die altijd zijn eigen gang gaat in de supermarkt en meestal eindigt bij de tijdschriften, snuffelend in de Voetbal International. Daar vond ik hem inderdaad. Samen liepen we naar de kassa. We sloten netjes aan in de rij en zagen in de rij naast ons de mevrouw van de sperzieboontjes aansluiten. Ze straalde. Ik stootte zachtjes mijn man aan. ‘Weet je waarom die mevrouw zo blij is?’ fluisterde ik in zijn oor. ‘Nee,’ mompelde mijn man met een blik op de Voetbal International die hij op de lopende band legde. ‘Zij is een wecker,’ verklaarde ik. ‘Een wát?’ keek mijn man me stomverbaasd aan. ‘Ja, je verstond het goed; zij is een wecker.’ Vrolijk lachend rekende ik af. Hoofdschuddend bladerde manlief in zijn tijdschrift verder, terwijl ik mijn portemonnee weer in mijn tas terug stopte. Van dergelijke taal heeft hij geen kaas gegeten.
© Tekstbureau Westland, Joke Wageveld