Zodra de temperaturen onder het vriespunt dreigen
te dalen, breekt er een soort koorts uit onder schaatsliefhebbers. De
rayonhoofden in Friesland komen bijeen en de verstaanbaarheid van
geïnterviewden op de radio neemt af in hetzelfde tempo als de
temperatuursdaling. Staan wij Westlanders dan niet ‘op de kaart’ als
schaatsers? Je zou het bijna denken. Als we de prestaties van Lierenaar Piet
Keijzer niet meerekenen, dan kan ik zomaar niet op de naam van een Westlandse
schaatser komen. Terecht is de ijsbaan in De Lier naar deze Elfstedentochtbikkel
genoemd. Een ijsbaan die onlangs koortsachtig door vrijwilligers onder water
werd gezet en waar na 2 nachtvorstjes al de eerste slagen op gemaakt konden
worden. Wonderbaarlijk, zo snel als dat gaat.
Enkele kilometers verderop prijkte diezelfde dag bij
Olympus ’70 de atletiekbaan voorzien van een wit laagje. Een groep enthousiaste
sporters trok zich er niets van aan en deed hun wekelijkse sportoefeningen,
terwijl atleten rondom hen zich warmliepen (ja, dat kan bij dit weer) in
voorbereiding op de wedstrijden die in de nabijgelegen hal plaatsvonden. De
baan ontdooide snel onder het heldere zonnetje en de rode kleur verscheen als
vanouds. Hopelijk gold dat niet voor de Lierse ijsbaan.
Vorst en een zonnetje, voor mij het summum van de
seizoenen. Ik houd van de winter. Schaatsen doe ik al heel lang niet meer, maar
ik mag er graag naar kijken. Niet zozeer naar wedstrijden op TV, maar wel naar
de ijspret van kinderen op een sloot of ijsbaan. Een wandeling in de vrieskou
doet me opleven. Ja, ook sneeuw vind ik geweldig! Zolang het dan ook maar
sneeuw blijft en niet in een blubberachtige substantie verandert. Het doet me denken aan vroeger, toen ik als
klein meisje verlangend naar sneeuwbuien uitkeek. En dat verlangen was groot.
De sneeuwbuien moesten van mij dan ook groot zijn. Zó groot, dat we ingesneeuwd
zouden raken en niet naar school konden gaan, omdat de deur niet meer open kon.
Dit idee is niet aan mijn eigen fantasie ontsproten, maar aan de Donald Duck.
Wie dit stripblad leest, herkent vast de winterse taferelen van ingesneeuwde
woningen. Kwik, Kwek en Kwak die samen met Oom Donald vrolijk uit het raam
kijken. En de spelbreker in de vorm van een ander stripfiguur die met een
enorme sneeuwschuiver de sneeuw bij deur en tuinpad probeert weg te schuiven.
Hoe die op zijn beurt naar buiten was gekomen uit een ingesneeuwde huisje, was
nooit in de striptekeningen terug te zien, maar de fantasie van kinderen is
groot. In zo’n kinderkoppie is veel meer onverklaarbaars mogelijk, dan wij
volwassenen denken. Zo werkte dat bij mij; de school zou onbereikbaar zijn; de
hele dag zou ik in de sneeuw kunnen spelen, glijbaantjes maken, sleetje rijden,
sneeuwpoppen maken, sneeuwballen gooien en schaatsen. Vooral schaatsen…
Dat leerde ik op Friese doorlopers. Van die ijzers
met een houten bovendeel dat, als je geluk had, ongeveer van jouw schoenmaat
was. Had je dat geluk niet, dan schaatste je gewoon op de zijkanten van de
steeds verder losrakende schaatsen, totdat het echt niet meer ging. Dan was
daar altijd mijn grote broer die door zijn knieën zakte, zijn gebreide wanten
tussen zijn tanden stopte, en geduldig de lange veters weer voor me
vastknoopte. Hele middagen konden we daarmee zoet zijn. Ik moet er altijd weer
aan terugdenken als het eerste ijs op de sloten verschijnt. Dat zal de reden
zijn dat ik zo intens kan genieten van het kijken naar kinderen die leren
schaatsen. Zij noch ik voelen de kou, zo heerlijk buiten spelen is gewoon
hartverwarmend.
Het is inmiddels 50 jaar geleden dat de eerste
Friesche Elfstedentocht die ik me kan herinneren werd verreden. Om precies te
zijn op 18 januari, twee dagen voor mijn vierde verjaardag. Dat winters kou en
veel sneeuw- en ijspret leverden, moet toen al in mijn geheugen gegrift zijn,
want een barre winter was het. Ooit mocht ik het genoegen smaken winnaar
Reinier Paping te spreken, die in het gezelschap van Piet Keijzer op bezoek was
in het toenmalige Schaatsmuseum in de oude boerderij aan de Burgemeester
Elsenweg. Een geweldig gesprek met een vriendelijk stel mannen. Helaas is Piet
Keijzer niet meer onder ons. Reinier Paping hoopt over een maand 84 jaar te
worden. Geen Westlander, echter voor zover ik ooit een idool in mijn leven heb
gehad, dan was hij de eerste… daar kon zelfs Donald Duck niet tegenop.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten