maandag 11 februari 2013

IJspret (3)

Hoewel ik, zoals u de afgelopen weken heeft kunnen lezen, dol ben op de winter, sneeuw en ijs, zult u mij nooit bij grote schaatsevenementen aantreffen. Persoonlijk bind ik de schaatsen niet meer onder en ik voel er niets voor om in een grote menigte aan de kant te gaan staan, terwijl ik alles op de TV veel beter kan volgen. ‘De beleving’ hoef ik niet mee te maken, want in zo’n grote menigte op een ijsmassa gaan staan is volgens mij vragen om moeilijkheden en dat beleef ik liever niet. Voor mij is het dan ook onbegrijpelijk dat grote mensenmassa’s zich naar dit soort evenementen begeven. De veiligheid is niet meer te waarborgen en dat zou wel eens een reden kunnen zijn van het niet (meer) kunnen organiseren van bijvoorbeeld een Elfstedentocht. Geweldig jammer, want deze tocht behoort toch tot een waardevolle Nederlandse traditie. Als mensen beseften dat ze de doorgang daarvan zelf in de weg staan, dan zouden we er wellicht ooit nog eens van kunnen genieten. 

Nee, ik vind het veel leuker om lekker in mijn eentje in de sneeuw te gaan wandelen. Om als eerste voetstappen te zetten in de sneeuw en een laagje verse vlokken over de stappen heen te zien vallen. Ze hoeven van mij niet te blijven staan, die voetstappen. Daar zit geen filosofische gedachte achter, ik vind dat gewoon leuk en weet zelf niet waarom. De sporen van vogeltjes vind ik ook fascinerend. Kleine vogelpootjes die hun afdrukken achterlaten in de sneeuw vertederen mij. Ik besef dan dat ze moeilijker voedsel kunnen vinden en zo vergeet ik niet om vetbolletjes voor hen op te hangen. Daar wordt flink van gesnoept en ook dat is heel leuk om te zien. 

Maar wat ik nóg leuker vind, is het contact dat opeens ontstaat met voorbijgangers die je anders nooit spreekt. Wie voorzichtig door de sneeuw gaat wandelen, kan ineens rekenen op vele groeten. Mensen zeggen vrolijk ‘goedemiddag’ en glimlachen erbij. Alsof ze zich verontschuldigen voor het licht stuntelige geschuifel dat ze vertonen om zich staande te houden in het gladde goedje. Menig keer wordt dit gevolgd door een ‘Glad hè?’ In mijn ogen een volslagen overbodige opmerking, maar goed, ik knik dan altijd glimlachend terug. Een paar dagen later kun je zien dat er al naarstig is gewerkt aan het schoonmaken van de trottoirs. Niet overal is het schoon, plotseling stopt dat bij een woning, waardoor je als wandelaar de rijweg op moet om de inmiddels platgetrapte ijsachtige sneeuwlaag te ontwijken. De straat waarin ik woon mag zich gelukkig prijzen met buren die naar elkaar omkijken. Wie kan vegen, veegt ook het straatje van buren die dat om bepaalde redenen niet (meer) kunnen. Of er in de straten waar schoongeveegde paden abrupt stoppen op de grens van het tuinhek burenruzies zijn, weet ik niet, maar ik heb daar zo mijn fantasieën bij… 

Het is echter voorbij met de ijspret, althans voorlopig. Afgelopen zondag ging het regenen en dooien. De sneeuw smolt snel weg. ’s Morgens was het bitter koud, wind en regen teisterden de mensen die zich nog op straat durfden begeven. Niemand zei gedag. Geen verontschuldigende glimlachjes. Met de smeltende sneeuw verdwenen ook de vriendelijkheid en het sociale gedrag. Diep weggedoken in regenjassen, met paraplu’s in de aanslag snelden we elkaar voorbij, elkaar nog net niet vast rijgend aan de vervaarlijk vooruitgestoken paraplupunten. ‘Laat het nu maar voorjaar worden ook,’ dacht ik. ‘Kunnen we weer een praatje aanknopen over het heerlijke voorjaarszonnetje. Of over de onverwachte hitte. Ja, zeker weten, laat het maar snel lekker lente worden. En daarna zomer. Dan kan ik, lui liggend in de schaduw op mijn relaxte tuinstoel, dromen van sfeervolle kerstbomen en sneeuwwitte landschappen…’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten