dinsdag 2 december 2014

Herinneringen uit de kolenbranche van Theo van der Valk

Gepubliceerd in Groot Naaldwijk 2007
Hoe een kolenzaak geboren wordt
Herinnert u zich nog de kolenkachels die 's winters de woningen warm moesten houden? De kolenboer die langskwam om het kolenhok met nieuwe voorraad te vullen. De potjes koffie die op de kachel stonden te verwarmen in een perculatorpot met een glaasje waar de koffie langspruttelde? Hier schuilen mooie verhalen achter.
Van de heer Th.P. van der Valk uit Naaldwijk beschrijven wij zijn memoires over zijn jeugd en de kolenzaak die door zijn vader werd opgebouwd. Deze memoires worden in verschillende afleveringen gepubliceerd.
Mijn ouders hebben 15 kinderen gehad, waarvan ik de 14e was. Vader was schipper en vervoerde zand, grind en veen dat hij in Vinkenveen haalde. Het schipperen was een mooi vak: altijd in de natuur, wat in de vorstvrije dagen goed te doen was, maar zodra het winter was, kon hij niet varen. Hij zei toen tegen moeder: “Ik wou dat ik kolenboer was, dan kon ik tenminste in de winter ook wat verdienen om voor de kinderen te zorgen.” Zo gezegd zo gedaan. Vlak voordat de winter het volgende jaar inviel, voer hij met zijn schuitje - ongeveer goed voor 18 ton - naar Den Haag en liet in elke hoek van de boot een paar ton kolen storten en in het midden ook nog een paar andere soorten, want je moest wel een assortiment hebben. Daarna voer hij naar de Stokdijkkade en legde de schuit voor het huis aan. Al heel snel had hij leuke handel. Dat kwam vooral omdat de mensen het hem gunden met dat grote gezin. Zo is onze kolenzaak begonnen, wat in latere jaren een zeer bloeiende zaak is geworden. Ik meen dat we op het hoogtepunt zo’n 1500 klanten hadden. Vader kocht toen al snel een handkar met een sterke hond eronder. (Jammergenoeg moest deze hond het loodje leggen in de hongerwinter. M’n vader had geen eten voor hem en de kolenhandel lag in de laatste jaren van de oorlog helemaal plat). Ook werd er een transportfiets aangeschaft voor de kleine bestellingen. Als de handkar vol was, zo’n 12 mud kolen was dat wel, dan moesten mijn oudere zussen en broers dikwijls helpen duwen, meestal vanaf de Stokdijkkade tot Hotel Torenburg op het Wilhelminaplein (in de oorlog omgedoopt in Marktplein). Dit was het hoogste punt van Naaldwijk. Daarna mochten ze weer terug, want dan liep de weg weer lichtjes omlaag. Dat reed dan gelijk een stuk lichter, dus mochten de kinderen weer naar huis.
De handel liep uitermate goed. Na enige jaren werd er dan ook een paard en wagen aangeschaft. Toen gingen er vrachtjes van zeker 50 mud kolen tegelijk de deur uit. In de slappe voorjaarstijd werd er ook grind uitgevent. Vooral bij de boeren was dat een goede handel, want soms moest het hele erf met nieuw grind bedekt worden. Na enige goede jaren (vooral na de strenge winters) werd er al gauw een 2e hands vrachtwagentje aangeschaft. Alles liep op rolletjes. Vader, en vooral broer Wim (Wim was eigenlijk schilder, maar omdat schilders in de oorlog naar Duitsland moesten,is hij bij vader de kolen in gegaan) gingen de pad op om huisbrandkolen en industriekolen proberen te verkopen aan de tuinders. Broer Wim was graag gezien bij de kwekers. Hij had  een goede babbel over zich; eenieder mocht hem graag.
’s Zomers sparen voor de winter
Vader werd een dagje ouder, het werken werd een beetje te zwaar. Hij ging daarom op maandagmorgen geld ophalen bij klanten die het hele jaar spaarden voor de komende winter, daar ze niet alles in een keer konden betalen. Dit was een soort 'winterzorg'. Jammer dat hij op 70-jarige leeftijd door een droevig ongeval in Vinkenveen door verdrinking om het leven kwam. Ook broer Wim is jong gestorven; hij werd 63 jaar.
Naast de huisbrandkolenbranche hadden we ook een behoorlijke omzet in industriekolen voor de kwekers. Ook bij veel winkels bezorgden we brandstoffen, voor de daar aanwezige ketels. Als het goed winterde, waren de kolen voor de kwekers niet aan te slepen. We hadden verschillende grote kwekers als klant, bijvoorbeeld De Boswoning in Honselersdijk. Daar bezorgden we minstens 500 ton kolen in een seizoen. Ze moesten echter wel allemaal gevaren worden. Dat deden we soms zelf, als we er tijd voor hadden, anders werd het uitbesteed aan de Alblassertjes uit Kwintsheul. De industriekolen die per auto bezorgd werden, moesten eerst gewogen worden. Dat gebeurde bij de Fa.v.d. Bos aan de ’s-Gravenzandseweg. Daar hadden ze een weegbrug, waar veel gebruik van werd gemaakt. Eerst moesten we dan de volle auto wegen en daarna, als hij leeg was, de lege auto wegen. Het verschil was dan het juiste gewicht waar de tuinder 2 weegkaartjes van kreeg. (En naderhand vanzelfsprekend de rekening, waar het uiteindelijk toch allemaal wel om ging…)
Toen minister president Den Uyl zo hoognodig de kolenmijnen moest sluiten, ging het snel bergafwaarts met de kolenhandel. De firma Van der Valk kon zich enige jaren redden door verschillende andere brandstoffenzaken over te nemen, o.a. de firma Knaap uit Kwintsheul, de zaak van Jac. Scholtes, P.Solleveld uit ‘s-Gravenzande etcetera. Ook is de handel in industriekolen toen snel overgegaan in olie. Door de verenigde kolenboeren is toen de Verolko opgericht, een goed lopende oliegroothandel, waar alle kolenboeren toen lid van werden, maar toen daarna het aardgas kwam, ging het met deze handel ook snel bergafwaarts. Mijn persoontje (Theo) is toen weer op 34-jarige leeftijd naar avondschool gegaan om enigszins nog te redden wat er te redden viel van de zaak. Ik was vroeger een kei in wiskunde, zodoende heb ik gekozen voor een elektronica cursus. Dat betekende overdag nog hard werken in de kolen, ‘s-avonds snel wassen en eten, en dan naar Den Haag toe, driemaal in de week. Ik slaagde in een jaar tijd voor 2 diploma’s namelijk detailhandel in radio/tv en voor electrowinkelier. Mijn neef Jan, een zoon van mijn overleden broer Wim, was geslaagd voor zijn gasfittersdiploma en al gauw werd er toen aan de Stokdijkkade ruimte gemaakt voor een klein winkeltje, waar op flinke schaal gas en oliehaarden werden verkocht. (Vele vaste kolenklanten gunden ons wel de verkoop van een gashaard en/of convector). Ook de radio en tv-handel begon toen goed te lopen. Na enige tijd met een vrije monteur gewerkt te hebben (Dhr. Jaap Dijkhuizen uit Honselersdijk ), werd er al gauw een vaste monteur(dhr. J.Wessels) in dienst genomen, want hier kan je niet van buiten. De winkel is enige malen flink verbouwd en werd uitgebreid met centrale verwarming, inbouwkeukens en badkamers, die na enige tijd naar de Patijnenburg zijn verhuisd. De afdeling tuinmeubelen werd ook een groot succes. In niet mindere mate was er ook een leuke boterham te verdienen met houtkachels en open haarden. Toen er een flink bod op het pand werd gedaan door een projectontwikkelaar en de grootwinkelbedrijven de kop op kwamen steken, en mijn leeftijd ook een rol ging spelen, is er besloten om met het bedrijf te stoppen. De afdeling huishoudelijke artikelen en alles wat in de keuken thuis hoorde, daar is dochter Marianne mee verder gegaan op het van Tynplein onder de naam “Marianne kookwereld”. (Inmiddels is Marianne's kookwereld verhuisd naar de Rembrandtstraat in Naaldwijk, red.)
Wordt vervolgd
© Tekstbureau Westland, Joke Wageveld

Geen opmerkingen:

Een reactie posten