(door Theo v.d. Valk)
Als de winter
vroeg inviel, of er reeds in oktober flinke nachtvorsten waren en de kwekers
hadden nog veel gewassen in de koude kassen staan, dan moest er snel
bijgestookt worden om de slaplanten en de chrysanten en andere gewassen
vorstvrij te houden. Dit werd dan gedaan met vaten en tonnetjes die met houtskool
werden gevuld en met spiritus in brand werden gestoken. Dat bleef lang branden
en gloeien; ze gaven veel warmte. Andere brandstoffen konden niet gebruikt
worden vanwege de gassen die ze vormden bij verbranding. Deze waren schadelijk
voor de gewassen. Deze dagen waren voor de brandstoffenhandel een gouden tijd, want
een behoorlijke kweker gebruikte al gauw zo’n 100 of wel meer zakjes houtskool
per 24 uur, met een inhoud van een kwart mud. In die tijd zijn ook de CO2
doseringen ontstaan. De kwekers hadden in de gaten dat de gewassen veel sneller
groeiden als ‘s nachts kacheltjes
stonden te branden die deze CO2 produceerden. Tevens kwamen de olieploffers in die tijd van de grond, omdat het stoken met
houtskool op de lange duur te kostbaar werd. Een tijd voor de kolenboeren om nooit te vergeten.
Het controleren door de overheid voor de juiste maat
Vuile overhemden bij mijn schoonmoeder
Om nooit te vergeten… Het was een hele strenge winter, dat zouin 1956 geweest kunnen zijn. Ik had die dag een wagon cokes gelost samen met mijn broer Antoon. De vrachtauto waar we dit mee deden was een Austin uit het leger (met nog een schietkoepel bovenop). Als ik me het goed herrinner was het op oudejaarsdag . Het waaide hard en door de droge vrieskou zat de vrachtwagen al snel onder een dikke laag kolenstof. Tegen de avond ging het goed sneeuwen en de vrachtauto was al snel geheel bedekt met een laag sneeuw. Ik mocht toen van mijn vader ‘s avonds met de vrachtauto naar mijn meisje toe in Kwintsheul. Met de fiets was het geen doen, zo’n slechte pad was het. Ik zette mijn vrachtauto in de Kerkstraat toen gewoon op de weg, naast het fietspad (moet je nu eens proberen) bij Truus en Bert Gerritsen de IJsvogel en ging een gezellig Oud en Nieuw vieren bij mijn schoonfamilie in de Hoenderparklaan. Na een zeer geslaagde avond, een potje te hebben gekaart en vele oliebollen verorberd te hebben, ging ik laat in de nacht naar mijn auto toe, maar wat ik ook probeerde, door de gladheid kreeg ik hem geen centimeter vooruit. Hij bleef maar slippen vanwege de dikke laag sneeuw die er ondertussen was gevallen. Hier moest geduwd worden en mankracht aan te pas komen, dus ging ik terug naar mijn meisje en liet een paar zwagers en ooms optrommelen om mij een duwtje te geven achter die besneeuwde auto. Zo gezegd zo gedaan. Ik achter het stuur en de familie achter de wagen douwen. Het vlotte al snel, ik kwam uit mijn benarde positie en kreeg grip op de weg. Ik zwaaide door het geopende raampje naar de familie en reed weg naar mijn eigen bedje... niet wetende wat er achter mijn rug voor ellende gebeurd was…Wat een ramp toen ik de volgende dag (Nieuwsjaardag) bij mijn schoonmoeder kwam. Er hing me een onweersbui te wachten, want nadat de familieleden de avond ervoor mijn wagen hadden opgeduwd, kwamen ze terug in huis en toen hadden ze pas in de gaten dat alle mooie witte gestreken overhemden pikzwart waren geworden, want onder die dikke laag mooie witte sneeuw, zat toevallig ook noch die dikke laag kolenstof. Nou, ik heb het toen wel geweten! Ik heb het nog jaren moeten horen op oudejaarsavond…
© Tekstbureau Westland
Geen opmerkingen:
Een reactie posten