zondag 19 augustus 2012

Geschiedenis

Terwijl De Lier bezig was geschiedenis te schrijven tijdens hun feestweek, ontdekte ik in een winkel een boek over de geschiedenis van het Westland. ‘Niks bijzonders,’ zult u zeggen, ‘daar zijn er al vele van.’ Toch blijft het interessant om te lezen over onze streekgeschiedenis en dan wel met name die van de mensen die in en rond de tuinbouw hebben gewerkt. Het boek, dat ik uiteraard kocht, gaat over de herinneringen van oudste Westlanders, die in dat vakgebied hebben gewerkt. Tuinders, tuindersvrouwen, tuindersknechten; ze leefden in eenvoud en waren tevreden. Erg leuk geschreven, het leest alsof je bij de geïnterviewden in de huiskamer aanschuift en meeluistert. De innovatie van de tuinbouw is wel één van de bijzonderste aspecten die naar voren komen. De geïnterviewden schetsen een duidelijk beeld van het zware werk dat ze vroeger verrichtten. Toch klagen ze niet, nee, het was allemaal erg gezellig en tijdens het werk werden liederen gezongen. Maar je kunt je nu toch bijna niet meer voorstellen dat het gewas tijdens vorst met kranten werd beschermd in plaats van verwarming. De vooruitgang is enorm geweest. De veilingklok is, tot spijt van velen, verdwenen. Het enige wat men jammer vindt van vroeger tijden, is de verzuilde samenleving. Dit beperkte de keuzevrijheid van de mensen. De dagindeling van vroeger zag er heel anders uit dan tegenwoordig. ’s Morgens om 4 uur aan de slag in de tuin, zal velen die in de tuinbouw hebben gewerkt niet vreemd in de oren klinken. ’s Middags werd dan wel een flinke rustpauze genomen; na de “warme prak” werd een dutje gedaan. En da’s ook weer zoiets: warm eten in de middagpauze is tegenwoordig niet meer de gewoonte voor het werkende volk. Wist u trouwens dat de dorpskerk in ’s-Gravenzande om 11.15 uur nog steeds “de aardappelklok” luidt? Ten teken dat de huisvrouwen de aardappelen op moesten gaan zetten, zodat deze om 12 uur gaar zouden zijn? Veel ouderen houden nog steeds vast aan de gewoonte om “onder de middag” warm te eten. Een gewoonte waar ze niet van af kunnen komen en dat hoeft ook niet. Misschien is het zelfs wel beter om ’s middags warm te eten, gezien de uitspraak “ontbijten als een keizer, lunchen als een koning en dineren als een bedelaar”. Reken maar, dat het voedsel vroeger in de middag nog wel verwerkt werd. Overigens is de starttijd van 4 uur in de ochtend nu vaak de tijd waarop jongeren hun feestjes beëindigen en er eens aan denken hun bed op te gaan zoeken… Waarmee ik niet wil zeggen dat jongeren van tegenwoordig niet hard werken, want in mijn omgeving zie ik het voorbeeld van kinderen die enorm hun best doen en er niet vies van zijn om hun handen uit de mouwen te steken. Het was een tijd, waarin kinderen meewerkten in de tuin. Als vanzelfsprekend staken ze een handje uit en denk maar niet dat daar voor betaald werd. Daar was vaak geen geld voor. Ook kinderen die bij anderen gingen werken, droegen hun verdiensten vaak af aan de ouders, om zo te helpen de vaak grote gezinnen te voeden en te kleden. Veel vertier was er niet, maar toch herinneren velen zich nog de Druivenfeesten die ieder jaar op het Wilhelminaplein gehouden werden. Met een heuse Druivenprinses die op een praalwagen werd rondgereden en een muziektent midden op het plein. Een jaarlijks uitje voor de jongeren en ouderen. Jongeren namen genoegen met een drankje en hooguit een broodje paling. Veel meer was er gewoon niet verkrijgbaar. Leuk om dat nu eens te vergelijken met wat er uit voortgekomen is: De Westland Reünie. Ik moet zelf altijd weer even terugdenken aan de Druivenfeesten uit mijn jeugd in de jaren ‘60. Kermis op het ‘land van boer Spruit’ aan de Geestweg. Een rijdend corso, druiven eten in een kas met mijn klasgenoten, een lampionoptocht waarin je samen met je klasgenoten verkleed mocht meelopen. Het waren voor ons kinderen superspannende gebeurtenissen. Ik kan een beetje meevoelen met de ouderen die in het boek verwoordden hoe het vroeger is geweest. Niet dat het van weelde overliep, maar die tevredenheid met weinig, straalt wel iets uit van “geld maakt niet gelukkig”. Een wijze les, die we opnieuw moeten leren nu de economische crisis hard heeft toegeslagen. Goed bezig blijven en aan de slag blijven, dat schijnt wel gelukkig te maken. Althans, als ik goed luister naar wat de ouderen ons te vertellen hebben in dat mooie boek. Wat jammer dat dat boek niet is uitgereikt aan de werklozen die onlangs met een bus door het Westland werden gevoerd om hen kennis te laten maken met de tuinbouw. Er is zóveel verbeterd, maar dat trekt mensen niet over de streep om hier te komen werken. Kennelijk is het nieuwe imago van werken in de tuin niet goed tot hen doorgedrongen. Zelfs zijn ze niet bereid hier te komen werken, als dat betekent dat ze hun uitkering kwijtraken of gekort worden. ‘Ach, we lossen het hier toch wel op,’ denk ik dan. ‘Graag, of niet’ is niet voor niets mijn motto. We zijn niet vies van werken, dat is bekend. Ook nu schrijven we geschiedenis, ook al staan we daar niet dagelijks bij stil. Ik ben wel eens benieuwd hoe het er over 50 jaar zal uitzien en of de vooruitgang en innovaties dan de wereld opnieuw hebben veranderd. Of gaan we een stap terug in de tijd en leren we weer met weinig tevreden te zijn? Gaan we weer met de kippen op stok, omdat morgen een lange werkdag wacht? Beschavingen rijzen en komen weer ten val. Ik weet niet hoe het verder zal gaan. Ik weet wel dat het daarom ook belangrijk is om geschiedenis op te schrijven. Al is het maar om op gezette tijden eens terug te kijken en te beseffen wat er aan ons huidig welvaartsniveau ten grondslag ligt. Het boek stond op het verlanglijstje van het Historisch Archief Westland en die wens is vervuld. Er staat nog veel meer in, dan alleen de herinneringen. Kijk er maar eens naar. Ik raad het u in ieder geval van harte aan: Herinneringen achter glas – vijfentwintig levensverhalen van de Westlandse pioniersgeneratie, geschreven door Martha Barendse. Het boek is verkrijgbaar in diverse (boek)winkels in het Westland. © Tekstbureau Westland

Geen opmerkingen:

Een reactie posten