maandag 29 november 2010

Natte Kerst

Westland winter 1977. Tegenwoordig zijn er nog maar een paar over. Van die smalle paadjes waar je alleen per fiets of te voet overheen kunt wat je een flinke omweg bespaard. Wij woonden langs een van die smalle paadjes. “Een man, ene “Arie”, was een van de vele vaste passanten die iedere dag gebruik maakte van ons paadje. Het was een opvallend persoon. Groot en dik. Zo dik dat je zijn fietsje bijna niet zag als hij erop zat. Ook Arie’s hoofd was een bezienswaardigheid. Het had een omvang die ik zelden of nooit meer heb gezien. Ongelofelijk, wat een raap. Daarbij had hij ook nog een enorme neus die wel plompverloren op die enorme harses leek te zijn geplakt. Die gok was op zich het bekijken al meer dan waard. Die had veel weg van een rooddooraderde aardappel. Mijn vader wist wel waar Arie die neus aan te danken had. ‘Hij lust graag een borreltje’. Bij ons thuis noemden we hem “de Kerstman”. Het hoe en waarom weet ik niet meer zo precies maar ik vermoed dat dit kwam vanwege zijn omvang, zijn kleine witte baardje en de roodbruine jas die hij bijna jaarrond droeg.
Zijn zoon tuinde aan het eind van ons paadje en Arie, die zelf al van zijn oude dag genoot bracht iedere dag koffie naar de tuin. In een tas aan zijn stuur hing een ouwe versleten tas waarin een thermosfles, een koektrommel en een platvinkie met sterke drank zat. Hoe ik dat zo precies weet?
Het was een dag vlak voor kerst. Ik had al vrij van school en zat in onze warme huiskamer een boek te
lezen. Af en toe keek ik naar buiten, hopelijk zou het gaan sneeuwen. Een witte kerst... Romantisch. Daar naderde Arie. Aan zijn stuur zijn ouwe versleten tasje. Zonder al te veel belangstelling volgde ik de oude man daar buiten op zijn zo goed als onzichtbare fietsje. Opeens hoorde ik het knetteren van een brommer en tot mijn niet geringe verbazing zag ik Arie, die kennelijk geschrokken was van die opeens voor hem opduikende brommer, rechtstreeks op de sloot aansturen naast het paadje. Met een enorme plons belandde hij in het water. Een ogenblik was ik sprakeloos, toen stond ik snel op, rende naar de keuken en riep: ‘Mamma, de Kerstman ligt in de sloot.’
Een ogenblik later rende ik samen met mijn moeder naar buiten. Arie was onder het uitstoten van de meest godslasterlijke taal al weer uit de sloot geklommen. Nooit meer een Kerstman zo horen vloeken. Mijn vader was op al dat lawaai af gekomen en hij was bezig de fiets van Arie op het droge te trekken. Aan het stuur bungelde nog het ouwe tasje. Met een enorme zwaai trok vader de fiets op waarbij echter een klein flesje uit de tas in de sloot viel. ‘Me platvink,’ riep Arie en plonsde onvervaard weer terug in het koude wateren viste met een onverwacht snelle beweging het kleine flesje uit de sloot voordat het ook maar de kans kreeg te zinken.

De natte Kerstman werd door moeder meegenomen naar het achterhuis waar ze hem een paar warme doeken aanbood waarmee hij zich droog en warm kon wrijven. Moeder bood hem een warm kopje koffie aan maar dat sloeg hij af. Triomfantelijk hield hij zojuist door hemzelf geredde flesje omhoog. ‘Bedankt, maar ik heb me platvinkie om het warm te krijgen mevrouw,’ baste hij naar mijn moeder. Binnen een mum van tijd had hij het hele flesje leeg. ‘Zo, nat van binnen bevalt me beter dan nat van buiten,’ sprak hij olijk. Hij nam het aanbod van vader hem even met onze pick-up naar huis te brengen maar al te graag aan. ‘Me zoon moet het nog maar even zonder koffie stellen.’ Ik keek ze na. Vader had de fiets achterin de auto gelegd en ik kon me niet aan de indruk onttrekken dat de kerstman wat waggelend naar de auto liep.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten